Iran vreest voor positie in regio na protesten in Irak en Libanon
De laatste jaren verwierf Iran veel invloed in Irak en Libanon. Door de huidige politieke onrust in die landen komt de status quo in gevaar, vreest Teheran.
Een Iraakse betoger slaat met
Iraakse betogers vielen zondag het Iraanse consulaat in Kerbala aan. „Kerbala is vrij, Iran weg”, riepen ze. Vier van hen werden doodgeschoten door ordetroepen. In de context van het Iraakse straatprotest van vorige maand ging het om een klein incident: in Bagdad en elders zijn al zeker 270 mensen gedood sinds Irakezen op 1 oktober massaal in opstand kwamen tegen corruptie, werkloosheid en het gebrek aan basisvoorzieningen.
Maar Kerbala is een sjiitisch bedevaartsoord, waar elk jaar miljoenen Iraniërs meedoen aan arba’een, de herdenking van de dood van Hussein, de derde sjiitische imam. Kerbala leeft van het Iraans religieus toerisme.
Het incident in Kerbala illustreert hoe de volkswoede, in de eerste plaats gericht tegen de eigen politieke elite, zich ook steeds meer keert tegen buurland Iran. Veel Irakezen vinden dat Teheran, dat een grote invloed uitoefent op de Iraakse politiek, die elite juist de hand boven het hoofd houdt.
De afgelopen weken heeft Teheran er geen twijfel over laten bestaan dat het niet gediend is van de volksopstanden in Irak en Libanon: twee landen waar Iran nadrukkelijk aanwezig is. Hoewel de betogers in Irak en Libanon heel reële verzuchtingen hebben, vreest Iran dat het straatprotest bestaande allianties in gevaar brengt die Iran nodig heeft om zijn invloed te doen gelden in de regio.
Ayatollah Ali Khamenei, de opperste geestelijke leider in Iran, suggereerde vorige week dat het protest in Irak en Libanon het gevolg is van buitenlandse inmenging. „De Verenigde Staten en de westerse inlichtingendiensten stoken onrust in de regio, daarbij geholpen met geld van landen in de regio”, zei Khamenei.
De ayatollah erkende dat de Irakezen en Libanezen ‘rechtmatige eisen’ hebben maar gaf aan dat Iran koste wat kost de status quo wil behouden.
In Libanon had Hassan Nasrallah, de leider van Hezbollah, eerder al een rede gehouden in diezelfde zin. Hezbollah is een sjiitische partij die in Libanon vertegenwoordigd is in parlement en regering. Het is ook de enige militie die na het einde van de Libanese burgeroorlog in 1990 de wapens mocht behouden in het kader van de strijd tegen Israël, dat toen nog een deel van Zuid-Libanon bezette. Israël, de VS en andere landen beschouwen het als een terroristische organisatie.
‘Gefinancierd door ambassades’
Ook Nasrallah suggereerde in zijn toespraak dat het straatprotest in Libanon gefinancierd wordt door buitenlandse ambassades. Hij waarschuwde voor het vacuüm dat zou ontstaan indien de regering ten val kwam. Vlak voor Nasrallahs speech hadden aanhangers van Hezbollah en Amal, de andere grote sjiitische partij in Libanon, de betogers in het centrum van Beiroet aangevallen. Premier Saad Hariri bood toch het ontslag van de regering aan.
In Libanon is de invloed van de ayatollahs indirect, via Hezbollah en bondgenoten. In Irak is die veel tastbaarder. Op 2 oktober, de dag nadat het straatprotest losbarstte, vloog majoor-generaal Qassim Soleimani, hoofd van de elitebrigade van de Iraanse Republikeinse Garde, hoogstpersoonlijk naar Bagdad. Hij nam een helikopter naar de Groene Zone, het streng beveiligd gebied waar de Iraakse ministeries en buitenlandse ambassades zijn gevestigd, en viel onaangekondigd een topontmoeting binnen. „Wij in Iran weten hoe wij met betogers moeten omspringen”, zou Soleimani hebben gezegd, een verwijzing naar de harde wijze waarop Iran protest neerslaat.
Als buurlanden zijn Irak en Iran natuurlijke handelspartners. Maar door de Amerikaanse sancties tegen Iran is het belang van Irak verder toegenomen. Irak is (ondanks de eigen olie) afhankelijk van Iran voor de stroomvoorziening, en heeft daarom van de
VS een uitzondering gekregen op de sancties tegen handel met Iran.
De Iraanse invloed in Irak is ook een cadeau van de VS. Toen die in 2003 de soennitische leider Saddam Hussein omverwierpen en de democratie installeerden, was het onvermijdelijk dat in de eerste plaats de onderdrukte sjiitische meerderheid zou profiteren van de machtswisseling. Maar de Amerikanen lieten ook een sektarisch systeem achter waarin corruptie kon gedijen. Het is tegen dat systeem dat de Irakezen nu in opstand komen.
Iran oefent zijn invloed uit via de sjiitische partijen in Irak, maar ook via een parallel systeem van milities. De Hashd ash-Shaabi – volksmilities die in 2015 ontstonden om Bagdad te verdedigen tegen Islamitische Staat – staan onder sterke Iraanse invloed. Hun leider voert nu het op een na grootste blok aan in het parlement.
Wat voor Iran op het spel staat, is het netwerk van allianties waarmee het zijn stempel drukt op de regio. De sjiitische milities in Irak en Libanon, en het regime in Syrië zijn schakels in wat soms Irans ‘snelweg naar de Middellandse Zee’ wordt genoemd. Aan het eind daarvan ligt Hezbollah, waarmee Teheran altijd Israël kan bedreigen.
Voor Iran werkt dit systeem heel goed, ook al teert het op corruptie. Dat het niet zo goed werkt voor de mensen in Irak en Libanon is van minder belang. Khamenei, zei Nader Hashemi van het Center for Middle East Studies aan de University of Denver in The New York Times, „heeft zoveel geïnvesteerd in de regio dat hij echt niet gaat toelaten dat betogers [in Irak en Libanon] Irans regionale dominantie op het spel zetten.”