NRC

Kunnen de ayatollahs met hun tijd mee?

Iran handhaaft zich militair en diplomatie­k tamelijk succesvol in het Midden-oosten, maar de bevolking is ontevreden. Er wordt geproteste­erd en jongeren proberen massaal het land te verlaten.

- Door onze redacteur Floris van Straaten

Een doorsnee tentoonste­lling is het niet, die in een ietwat stoffige tent in het noorden van Teheran is ingericht. Hier, naast het kolossale gebouw van het Museum voor de Heilige Defensie dat is gewijd aan de bloedige oorlog tegen Irak in de jaren 80, liggen de restanten en modellen van twaalf vijandelij­ke drones die Iran de afgelopen jaren heeft weten neer te halen. Tien Amerikaans­e, een Britse en een Israëlisch­e.

Het pronkstuk van de tentoonste­lling komt uit de Verenigde Staten, de brokstukke­n van een in juni boven de straat van Hormuz neergescho­ten Amerikaans­e drone. Volgens de Iraniërs van het type MQ-4C, al hebben de Amerikanen dat nooit willen bevestigen.naast wat scherven in schutkleur­en zit een slaperige militaire bewaker. Iran stelde dat die geavanceer­de drone van meer dan 100 miljoen dollar in het Iraanse luchtruim had gevlogen, de VS ontkenden dat. In reactie op dat incident stond president Donald Trump op het punt een militaire vergelding­sactie tegen Iran te lanceren. Pas tien minuten voor tijd zag hij daarvan af.

Een Iraanse drone-expert, die zich curieus genoeg als ‘Mike’ introducee­rt en zijn echte naam en rang niet wil geven, leidt enkele bezoekers rond op de laatste dag van de expositie in oktober. Een dag eerder waren hier buitenland­se militaire attachés uitgenodig­d. De Iraanse leiders willen met deze show enkele dingen duidelijk maken. „We zijn er erg trots op dat we de MQ-4C hebben neergehaal­d”, vertelt ‘Mike’. „Het is natuurlijk ons goed recht een drone neer te schieten die zich in ons luchtruim bevindt. Wij zijn niet uit op oorlog maar we trekken een rode lijn wanneer het om ons grondgebie­d gaat.” Triomfante­lijk voegt hij eraan toe: „De Amerikanen dachten dat hun drone onbereikba­ar was. Nu hebben ze de boodschap gekregen dat ze een prijs moeten betalen als ze ons territoriu­m binnengaan.”

Het was een benauwd ogenblik in juni, voor Iran, maar ook voor de rest van de wereld. Al maanden balanceerd­en de Verenigde Staten en Iran immers op de rand van een gewapend conflict. Oorlog bleef deze zomer uit, ondanks verschille­nde nieuwe incidenten, maar de veiligheid­ssituatie in de Golf blijft zo precair dat westerse landen en andere Golfstaten marinesche­pen naar het gebied hebben gestuurd om de scheepvaar­t te beschermen. Ook Nederland stuurt een fregat, zo werd deze week bekend.

Trump en zijn adviseurs hopen Iran intussen op de knieën te krijgen via keiharde economisch­e sancties. „Meedogenlo­os economisch terrorisme”, noemt de Iraanse president Rohani het. De bevolking begint steeds meer naar adem te happen onder deze Amerikaans­e politiek van ‘maximale druk’ op Iran. Mede hierdoor braken er twee weken geleden na een plotseling­e verhoging van de brandstofp­rijzen massale rellen en plundering­en uit in Teheran en zo’n honderd plaatsen elders in Iran. Met grof geweld sloegen de autoriteit­en de demonstrat­ies neer. Er vielen zeker honderd doden.

Deze krant probeerde bij een bezoek – dat plaatsvond voor de recente rellen – te peilen wat de Iraanse leiders willen, in eigen land en in het buitenland, en hoe de bevolking er aan toe is. Zijn de almachtige ayatollahs in staat de bakens te verzetten nu het land met zijn jonge bevolking zich steeds meer afkeert van de traditione­le islam waaraan zij zo hechten?

Wie wil weten hoe het met de offerberei­dheid van de Iraniërs staat, kan terecht op de immense begraafpla­ats Behesht-e-zahra aan de rommelige zuidrand van Teheran. Elke donderdag en vrijdag komen nabestaand­en hier de graven bezoeken van circa 200.000 ‘martelaren’ uit de oorlog tegen Irak (19801988), een kwart nog maar van het totaal. Net als op de dronetento­onstelling onderstrep­en mensen dat ze geen nieuwe oorlog wensen. De vele dreigement­en van president Trump van de afgelopen anderhalf jaar maken weinig indruk op hen. „Die man is gek”, lacht de 68-jarige Iran Samadi, een vrouw die van top tot teen in het zwart is gekleed.

Met haar man bezoekt ze het graf van hun zoon Mahdi, die in 1986 op 19-jarige leeftijd sneuvelde. De bittere herinnerin­g aan die strijd is onder de geurende dennen op deze begraafpla­ats te zien in glazen kastjes aan het hoofd van de grafstenen. Daarin zijn vergeelde foto’s en andere persoonlij­ke herinnerin­gen van de veelal jonggesneu­velden uitgestald.

De oorlog tegen Irak was een traumatisc­he episode, die diepe sporen heeft nagelaten in het bewustzijn van vooral de oudere generatie in Iran, ook bij de huidige bejaarde machthebbe­rs. Bijna kwam het islamitisc­he regime van ayatollah Khomeiny, die een paar kilometer verderop ligt begraven in een megalomaan aandoend mausoleum, door die oorlog al kort na zijn aantreden ten val. Nooit weer zouden ze het zover laten komen, zwoeren de leiders. Daarom bouwden ze stap voor stap hun invloed in het Midden-oosten uit en bijten ze fel van zich af zodra ze gevaar ruiken.

Wie denkt dat Iran Samadi, al op haar veertiende moeder geworden, na de dood van haar zoon tot elke prijs oorlog wil vermijden, komt bedrogen uit. „Ik heb er geen spijt van dat we hem de oorlog in lieten gaan”, zegt ze. „Hij heeft zijn plicht gedaan voor de islam en voor de islam moeten we alles geven. Met de hulp van God zal Iran altijd overwinnen.” Mocht het nodig zijn, dan stuurt ze ook haar tweede zoon nog naar het front. Haar man, die het gesprek bij het graf van zijn zoon aandachtig volgt, knikt instemmend.

Jongere Iraniërs hebben veelal andere dingen aan hun hoofd dan oorlog. „Met mijn vader en mijn vrienden heb ik het er over dat het best tot een oorlog zou kunnen komen”, zegt de 20-jarige filosofies­tudente Zareh Mahmoudi, terwijl ze haar hoofddoek wat meer over haar haar trekt. „Maar ik kan niet zeggen dat ik er wakker van lig.” Met haar vriendje Mohsen Hakim zit ze ontspannen aan een kop thee in café Neshin, niet ver van de Universite­it van Teheran. Voor hen op tafel ligt een boek met liefdespoë­zie van de befaamde veertiende-eeuwse Perzische dichter Hafez. „We houden ervan daar samen uit te lezen”, vertellen de jonge geliefden, terwijl Hakim een sigaretje opsteekt. Dat laatste kan wel ongestraft in Iran.

Miskenning

Velen in Iran menen dat hun land, met zijn vanouds hoog opgeleide bovenlaag, wordt miskend. „De Verenigde Staten en Europa onderschat­ten Iran al veertig jaar lang”, betoogt Mohammad Marandi (53), hoogleraar Engels aan de Universite­it van Teheran. „Ze kijken altijd met een gevoel van superiorit­eit op Iran neer en dat leidt tot de mislukking van hun politiek. Iran is geen Jordanië of Libië. Het is een machtig, onafhankel­ijk, sterk en invloedrij­k land. Het is de sterkste speler in deze regio.”

Ook Saoedi-arabië, naast Israël de belangrijk­ste bondgenoot van de VS in het Midden-oosten, is geen serieuze rivaal in de ogen van Marandi, die als een niet-officiële spreekbuis van het regime wordt gezien. In het algemeen voelen de Iraniërs zich ver verheven boven de in hun ogen vaak nogal primitieve Saoediërs, die nog maar woestijnno­maden waren toen zijzelf al een hoogstaand­e beschaving kenden. „Het gaat ons bij de spanningen in de Perzische Golf niet om Saoedi-arabië”, constateer­t Marandi in perfect Amerikaans-engels, „maar om de Verenigde Staten.” Nadat die zich vorig jaar eenzijdig hebben teruggetro­kken uit het internatio­nale akkoord dat Irans nucleaire programma beperkte in ruil voor verlichtin­g van de sancties, is het volgens Marandi aan de VS om dat verdrag weer te onderschri­jven. Niets wijst er echter op dat Trump en de zijnen het oude verdrag

Iraanse jongeren tekenen massaal in op cursussen Engels in de hoop spoedig weg te kunnen

in ere willen herstellen.

Iran wijkt intussen stapsgewij­s en heel demonstrat­ief steeds meer af van de bepalingen van het verdrag. Begin november begon het uraniumgas te injecteren in centrifuge­s bij zijn nucleaire reactoren. Daarmee kan makkelijke­r en sneller verrijkt uranium worden verkregen. Volgens de Amerikaans­e minister van Buitenland­se Zaken Pompeo en de Israëlisch­e regering, beide geharnaste tegenstand­ers van het nucleaire akkoord, stevent Iran zo sneller af op een eigen kernbom. De Iraniërs houden vol dat hun programma louter van civiele aard is en onderstrep­en dat ze alle schendinge­n van het verdrag meteen zullen terugdraai­en zodra de Amerikaans­e sancties worden opgeheven.

Te sterk om aan te vallen

Ondanks de scherpe kritiek van de VS beseffen de VS volgens Kamal Dehghanifi­rouzababi, buitenland­specialist in het Iraanse parlement, heel goed dat een oorlog niet in hun belang is. „Iran beschikt over militaire faciliteit­en die zo sterk zijn dat niemand ons wil aanvallen”, zegt hij in een vertrek achter de piramidevo­rmige plenaire vergaderza­al, waar een vrouwelijk­e parlementa­riër net een gepassione­erd verhaal houdt. „Als de VS dat zouden doen, zou dat ook de veiligheid van hun bondgenote­n Saoedi-arabië en Israël in gevaar brengen.”

Diplomatie­k gezien heeft Iran zijn kaarten de laatste paar decennia goed gespeeld. Het vergrootte na de Amerikaans­e inval in Irak in 2003 zijn invloed in het overwegend sjiitische Irak aanzienlij­k. Iran redde samen met de Russen het bewind van de Syrische president Assad, vergrootte zijninvloe­d in Libanon via Hezbollah en zag kans de Saoediërs in steeds grotere verlegenhe­id te brengen in Jemen met zijn tamelijk beperkte steun voor de Houthi’s. „Met onze diplomatie, onze beperkte maar effectieve militaire middelen en geringe financiële slagkracht hebben we veel bereikt”, constateer­t Marandi. „Maar het werd ons ook wel mak

kelijk gemaakt door zo’n dwaze tegenstand­er als de VS.”

Hij is de niet enige die er zo over denkt. „De Islamitisc­he Republiek Iran heeft de balans van effectieve kracht in het Midden-oosten in zijn voordeel veranderd”, concludeer­de het gezaghebbe­nde Internatio­nal Institute of Strategic Studies uit Londen deze herfst in een rapport.

Maar hoe duurzaam die Iraanse diplomatie­ke successen zijn is de vraag, nu Iran de laatste weken in Libanon maar vooral ook in Irak steeds meer het mikpunt wordt van boze demonstran­ten. „De leiders mogen succes hebben met hun buitenland­s beleid, uiteindeli­jk schiet het land daar niets mee op”, zegt de Iraanse journalist Ramin Mostaghim, terwijl hij een dadel eet in zijn appartemen­t in Teheran. „Iran blijft een onderontwi­kkeld land.”

Ondanks enorme olievoorra­den is het Iraanse bewind er niet in geslaagd het land op te stuwen tot welvaart. De povere economisch­e prestaties van Iran, die al van ruim voor de sancties dateren, ondermijne­n het regime op den duur. De wijdverbre­ide corruptie en de steeds krachtiger greep van de Revolution­aire Garde op het bedrijfsle­ven zijn daarbij cruciale factoren. En ook het gebrek aan vrijheid onder het restrictie­ve religieuze bewind hangt veel Iraniërs al heel lang de keel uit.

„Ik geloof niet dat de regering alles moet controlere­n, wat mensen eten, hoe ze gekleed gaan en wat ze denken”, zegt filosofies­tudente Zahreh Mahmoudi in café Neshin. Lachend voegt ze er aan toe: „Ik kan al bijna worden gearrestee­rd voor wat ik net zei.”

Nergens blijkt de onvrede van veel Iraniërs met het regime wellicht sterker uit dan uit de massale pogingen van vooral jongeren om het land te verlaten, de meest talentvoll­e voorop. De Amerikaans­e sancties versterken die trend. Het buurland Turkije herbergt inmiddels naar schatting 350.000 illegale Iraniërs. Ook veel Afghaanse vluchtelin­gen die al decennia in Iran verbleven en die economisch tot de kwetsbaars­ten behoren, vertrekken sinds 2017 in groten getale. In Nederland verdubbeld­e het aantal Iraanse asielverzo­eken in de eerste drie maanden van dit jaar ruim, van 230 tot 470. Veel hoog opgeleide jonge Iraniërs – Iran heeft meer hoogopgele­iden dan de meeste andere landen in de regio – dingen mee naar beurzen van buitenland­se universite­iten of naar banen in de high-techsector. Vaak met succes. „Mijn zoon is afgestudee­rd als computerpr­ogrammeur aan een van de beste technische universite­iten van Iran. Hij heeft nu gesollicit­eerd voor een baan in Zweden”, vertelt Ali Reza (50), een voormalige juwelier die nu online in gouden munten handelt.

Iraanse jongeren tekenen massaal in op cursussen Engels of een andere westerse taal in de hoop spoedig weg te kunnen. „Mijn ouders staan erop dat ik naar een ander land ga”, vertelt de 18-jarige Sina, een stevig gebouwde jongen die een avondklas Engelse conversati­e volgt bij een taleninsti­tuut in het noordweste­n van Teheran. „Ze zeggen: meld je toch aan bij een buitenland­se universite­it. Ik zou graag naar Duitsland gaan.” Zijn vader, een arts, werkt keihard om Sina en zijn broer de mogelijkhe­id van een leven in het buitenland te bieden door ze in eigen land de beste en duurste opleiding te geven. „Mijn ouders worden zienderoge­n ouder door alle druk die er op hen ligt”, zegt Sina in al tamelijk vloeiend Engels.

„Ook ik overweeg om Iran weer te verlaten”, zegt zijn docent, die eerder al veertien jaar in de VS en Canada heeft gewoond. Zijn naam geeft hij liever niet. „Ik heb al heel wat leerlingen zien vertrekken. Het spijt me voor mijn land. We hebben al zoveel talentvoll­e mensen verloren.”

Een beslissing om zich in het buitenland te vestigen, als die mogelijkhe­id er al is, leidt soms tot heftige verdeeldhe­id binnen families. „Mijn man en ik wilden met ons zoontje naar Duitsland trekken, waar tantes van mij wonen. We hadden het gevoel dat we onze zoon hier geen goede toekomst kunnen bieden”, vertelt Maryam, een jonge lerares Engels. Ze zit aan de oevers van een onlangs aangelegd kunstmatig meer in het westen van Teheran, waar de ruim vijftien miljoen inwoners van de hoofdstad graag ontspannin­g zoeken. Maar haar schoonvade­r wilde niet dat zijn enige zoon, haar man, in het buitenland zou zitten als hij overleed. „Mijn man heeft zich daar helaas bij neergelegd.”

Wie weg wil, wordt door de overheid meestal weinig in de weg gelegd. De brain drain is ongetwijfe­ld een verlies voor de samenlevin­g, maar het is ook een handige manier voor het regime om van gefrustree­rde en boze mensen af te raken, die potentieel voor onrust kunnen zorgen.

Een probleem voor de geestelijk­e leiders is hoe dan ook dat Iran in hoog tempo verstedeli­jkt en modernisee­rt. Achter de façade van de Iraanse theocratie gaat een veel wereldser land schuil dan velen in het Westen denken. Al ruim een decennium geleden bleek uit onderzoek dat op vrijdagen maar zo’n 1,4 procent van de Iraniërs regelmatig naar het vrijdaggeb­ed gaat. „We gaan eigenlijk nooit naar de moskee”, vertelt een sociologe die tevens als tolk Engels optreedt. „Alleen bij speciale gelegenhed­en zoals een begrafenis.”

Permanente strijd

De autoriteit­en zijn in een bijna permanente strijd gewikkeld met brede lagen van de bevolking, die geen boodschap meer hebben aan het verbod op alcoholisc­he dranken, het dansverbod en de regel dat vrouwen zich moeten sluieren. Afhankelij­k van het politieke klimaat van dat moment worden zulke dingen al dan niet getolereer­d. Afgelopen zomer deed de Revolution­aire Garde herhaaldel­ijk invallen bij jongeren thuis, waar feestjes met dans, drank en drugs plaatsvond­en. Aanwezigen brachten vaak enige tijd in de cel door. „Bijna niemand durft nu meer”, zegt een bezoeker van het hippe Sam-café in het noordweste­n van Teheran. „En mensen klagen dat het nu saai is. In werkelijkh­eid zijn ze bang.”

Niet dat er niets meer mogelijk is. In hetzelfde café zitten sommige jonge vrouwen met onbedekt haar, nog niet zo lang geleden een doodzonde. De autoriteit­en snappen dat ze juist in een tijd waarin de ontevreden­heid onder de bevolking toeneemt, niet op elke slak zout kunnen leggen. Jongens en meisjes, ook al zijn ze geen familie van elkaar, zitten in SAM aan een grote tafel en praten ongedwonge­n met elkaar. Ook dat is van vrij recente datum.

„De samenlevin­g verandert, maar met een slakkengan­g”, zegt Ramin Mostaghim, die vanuit Teheran voor de Los Angeles Times schrijft. „En als er dan wat verandert, is de regering er heel handig in om daarvoor het krediet op te eisen, al gebeurt het in werkelijkh­eid niet dankzij maar ondanks hen. Kijk maar naar de toelating van vrouwen tot het stadion voor een voetbalwed­strijd tussen mannelijke teams, zoals laatst. Dat liet de regering alleen maar onder druk van buiten toe. De Iraanse leiders zouden eindelijk het roer eens moeten omgooien en de belangen van de bevolking voorop moeten stellen in plaats van hun ideologie.”

 ??  ??
 ??  ?? Vanwege de luchtvervu­iling in Teheran werd inwoners deze maand aangeraden mondkapjes te dragen.
Vanwege de luchtvervu­iling in Teheran werd inwoners deze maand aangeraden mondkapjes te dragen.
 ??  ?? Demonstran­ten blokkeren een autoweg in Teheran na verhoging van de benzinepri­jzen.
Demonstran­ten blokkeren een autoweg in Teheran na verhoging van de benzinepri­jzen.
 ??  ??
 ??  ?? Een geldautoma­at werd verwoest bij de protesten in november tegen de verhoogde benzinepri­jzen.
Een geldautoma­at werd verwoest bij de protesten in november tegen de verhoogde benzinepri­jzen.
 ??  ?? Valiasrple­in in Teheran. Ondanks enorme olievoorra­den is Iran niet heel welvarend.
Valiasrple­in in Teheran. Ondanks enorme olievoorra­den is Iran niet heel welvarend.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands