Ajax worstelt met geuzennaam
Ajax en Joden – ze worden vaak in één adem genoemd. Tot genoegen van de één, tot afschuw van de ander. De club zelf heeft geen goed antwoord op de geuzennaam, die antisemitisch gedrag uitlokt. „Het beleid nu is: zo min mogelijk aandacht aan besteden.”
Aan de vooravond van de tweede halve finale tussen Ajax en Tottenham Hotspur in de Champions League, op 8 mei, vinden ze gretig aftrek: witte keppeltjes met daarop de Israëlische vlag naast het logo van Ajax. Een Joodse supporter van de Amsterdamse club – die niet bij naam genoemd wil worden – bestelde ze in Israël en deelde ze uit via Twitter. „De respons was overweldigend”, vertelt hij.
Ajax en Joden – ze worden vaak in één adem genoemd. Tot genoegen van de één, tot afschuw van de ander. De Ajax-keppel staat symbool voor het probleem waarmee Ajax al jaren worstelt: moet het gebruik van Joodse symboliek door de eigen aanhang verboden worden in tijden van oplaaiend antisemitisme als zelfs sommige Joodse supporters daar trots op zijn?
Tegenstanders van de geuzennaam, zoals het Centrum Informatie en Documentatie Israel (CIDI), zeggen dat gescandeerde termen als ‘Superjoden’ op zichzelf misschien niet antisemitisch zijn, maar wel antisemitisme in de hand werken. Zij grijpen de verhitte discussie over racisme in voetbalstadions aan om ook antisemitisme – als uitvloeisel van die geuzennaam – onder de aandacht te brengen. „Het woord ‘Jood’ heeft een lading”, zegt Hanna Luden, directeur van het CIDI. „Ik krijg er verkeerde associaties bij. En ik ben niet de enige.”
Ajax-supporters voeren de geuzennaam ‘Superjoden’ al sinds de jaren tachtig, en de associatie met Joden dateert van nog langer geleden. Susan Smit, die in 1996 promoveerde op Ajax tijdens de Tweede Wereldoorlog, schrijft in haar doctoraalscriptie dat rivaliserende Amsterdamse voetbalclubs het in de jaren veertig al ‘pesterig’ hadden over ‘de neuzenclub’. Dat had niet te maken met het grote aantal joodse spelers bij Ajax – die waren destijds op één hand te tellen – maar waarschijnlijk wel met de vele Joodse supporters. Stadion De Meer lag in Amsterdam-oost, voor de oorlog het stadsdeel waar relatief veel Joden woonden. Als bezoekende clubs zondag op de stoomtram bij het Weesperplein stapten, zagen ze de Joodse markt liggen. Zo kregen ze de indruk bij ‘de joden’ te gaan spelen, schrijft Smit.
Ook na de oorlog bleef Ajax een ‘jodenclub’. Het begrip was inmiddels ingeburgerd, schrijft Smit. In een Engelstalig promotieboekje wordt gesproken over ‘many Jewish members’ die door de Duitsers in de oorlog vernietigd werden. Smit concludeert dat het gaat om joodse donateurs van Ajax, en niet om spelers.
In 1965 vindt er een incident plaats dat in het naoorlogse Nederland veel stof doet opwaaien, in de jaren dat bij de bevolking begint door te sijpelen wat er in de oorlog precies gebeurd is. Tijdens een belangrijk duel in de strijd om de landstitel in het Olympisch Stadion scheldt Dws-keeper Jan Jongbloed Ajacied Bennie Muller uit voor ‘pleurisjood’. Jongbloed krijgt een schorsing van drie wedstrijden van de tuchtcommissie van de KNVB omdat de belediging als antisemitisch wordt beschouwd, hoewel Jongbloed altijd heeft volgehouden dat het niet zo bedoeld was – een zelfde soort reactie als die van supporters vandaag de dag.
Met de opkomst van het hooliganisme in het voetbal, dat uit Engeland overwaait, nemen ook het racisme en antisemitisme in stadions toe. Volgens Frits Barend zijn Ajax-supporters met Israëlische vlaggen gaan zwaaien na een wedstrijd tegen Tottenham Hotspur in de jaren tachtig, waar men dat ook deed. Barend zag later tot welk gedrag de geuzennaam kon leiden. „Mijn broer zat met de kinderen bij Feyenoordajax en de hele eerste ring zat constant met de rechterhand naar boven en schreeuwde ‘kankerjoden’ en maakte sisgeluiden. Hij moest in de rust overgeven.”
De tegenpartij gaat zich tegen Joden richten, en dat is uit de hand gelopen, zegt Barend.
Henk van Dorp [met wie hij onder meer een talkshow maakte] en ik hebben onze nek ervoor uit gestoken, maar Ajax vond ons zeurkousen.”
Schokkende zaken
In supportersbladen in de jaren negentig wordt zelden gerept over een joodse link bij Ajax, weet sporthistoricus Jurryt van de Vooren. Eddy Hamel, vermoord in Auschwitz, wordt herinnerd als hele goede spits, maar over zijn achtergrond en noodlottig einde is amper geschreven. Sterker: in 1997 gaat de redactie van het supportersblad De Ajax Ster, dat de Davidster op de voorpagina heeft staan, op zoek naar de oorsprong van de link met het Jodendom. De supporters ontdekken ‘nogal wat schokkende zaken’, waaronder de invoering van de Jodenster in 1933 door Hitler. ‘De beledigende term voor Davidster’, schrijft het blad. Fanatieke fans van het gouden Ajax dat in 1995 de Champions League wint, hebben geen idee van de gruwelen die de bevolkingsgroep waarmee ze zich vereenzelvigen, hebben doorstaan.
Rond de eeuwwisseling en na de verhuizing van Ajax naar de huidige Johan Cruijff Arena, verandert de perceptie rond het thema racisme en antisemitisme. De Ajax-directie erkent dat de geuzennaam tot problemen leidt door reacties van de tegenpartij. Arie van Eijden, van 2000 tot 2005 directeur bij Ajax: „Onder mijn leiding en die van Uri Coronel, toen erelid van Ajax, hebben we er open over gediscussieerd, óók met supporters van de harde kern. We vroegen Roger van Boxtel [oud Ajax-bestuurder en D66-politicus] of hij een werkgroep wilde leiden om te onderzoeken of we niet van het ‘Joden, Joden, Joden’ af konden. Er is een handvol gesprekken gevoerd, het concept stond al op papier, maar uiteindelijk is de groep opgeheven. Het was een heilloze weg. Supporters zagen de uitingen niet als racistisch. En ook handhaving vormde een probleem. We hebben echt ons best gedaan.”
Knvb-voorzitter Michael van Praag zei in 1999, toen hij nog voorzitter van Ajax was, in de Volkskrant: „Af en toe snijdt het door mijn hart. Maar ons beleid is erop gericht om te temperen, niet om te verbieden.” Twintig jaar later wil hij zich niet meer over het onderwerp uitlaten, zegt zijn woordvoerder.
Juridisch niet haalbaar
In 2011 probeert de Stichting Bestrijding Antisemitisme (BAN) via een kort geding een verbod op het gebruik van de geuzennaam bij Ajax af te dwingen, maar trekt dat op het laatste moment terug als na gesprekken met toenmalig burgemeester Eberhard van der Laan blijkt dat het „juridisch niet haalbaar” is. „Het woord ‘Joden’ is geen scheldwoord”, zegt Hans Knoop, destijds woordvoerder van Stichting BAN. „Dat roepen is geen strafbaar feit. En als je dat ook nog eens doet in de context van je verbonden voelen met Joden én jezelf Jood achten, dan ontbreekt die strafbare context al helemaal.” Jeroen Slop, dan financieel directeur van Ajax, zegt toe met fans in gesprek te zullen gaan, „opdat in de toekomst niemand meer door het gebruik van de naam gekwetst zal worden”. Veel effect hebben zijn woorden niet gehad; de geuzennaam en de antisemitische spreekkoren blijven populair. Afgelopen woensdag, aan het eind van het Champions League-duel tegen Lille, klonk uit het vak met Ajax-supporters: ‘En wie niet springt, die is geen Jood.’
De club probeert zo weinig mogelijk aandacht te schenken aan het gebruik van de geuzennaam, zegt een woordvoerder van de club. „Al jarenlang wordt de Israëlische vlag niet meer binnengelaten in de Arena. Wettelijk gezien is het moeilijk om de ene landenvlag – bijvoorbeeld die van Argentinië of Brazilië – wel toe te laten en de andere – die van Israël – niet. Echter, in het ene geval betreft het de support aan onze spelers die uit die landen afkomstig zijn en in het andere geval heeft het te maken
Lang niet alle voetbalgerelateerde antisemitische incidenten worden gemeld
met onze fans die zichzelf ‘Joden’ noemen. Het leidt tot antisemitische en dus kwetsende spreekkoren van fans van de tegenstander. Dat is natuurlijk verre van wenselijk.”
Gedogen is toestaan
David Endt, sportjournalist en tot 2013 teammanager bij Ajax, ziet in de geuzennaam „het oneigenlijke gebruik van symbolen dat niet uitnodigt tot antisemitisme, maar wel tot antisemitisch gedrag”. De term ‘Joden’ wordt volgens Endt niet vanwege een politieke of ideologische achtergrond gebruikt, maar wel om de andere partij te kwetsen. „En dat moet je niet willen als club. Het gedogen is toestaan, en ik vind dat Ajax daar te weinig aan doet.”
Endt denkt dat Ajax bang is om „de fanatiekelingen met een bepaalde macht met impopulaire maatregelen tegen zich in het harnas te jagen”. Hij spreekt van „een gijzeling door supporters” omdat mensen „binnen de hardcoregroep er niet voor terugdeinzen in je tuin te gaan staan en je berichten te sturen dat je kinderen niet veilig zijn”. Oud-cidi-directeur Ronny Naftaniel kent voetbalbestuurders die „fysiek bang” zijn voor de supportersclubs.
Het is ook niet niks om supporters te vragen afstand te doen van een deel van waar ze hun identiteit aan ontlenen, zegt Marjan Olfers, die in 2011 met de dood werd bedreigd toen ze lid was van de raad van commissarissen bij Ajax. „Hun geuzennaam lokt antisemitisme uit, maar is dat gevolg dan óók voor hun rekening?”
In de praktijk blijkt tegen antisemitische spreekkoren weinig te doen, zegt Olfers, hoogleraar sport en recht aan de VU in Amsterdam. Het Openbaar Ministerie heeft bij haar weten een strafzaak zelden rond gekregen. „Meestal is er door de KNVB of de club al een stadionverbod opgelegd. De perceptie is: dubbel straffen mag niet. Maar een tuchtcommissie staat los van het strafrecht. Er kan wel degelijk nog een sanctie volgen op een stadionverbod. In sommige gevallen zou dat voor de samenleving op zijn plaats zijn.”
Volgens het CIDI, dat het aantal antisemitische incidenten in Nederland bijhoudt, is een deel van de door docenten gerapporteerde incidenten op scholen voetbalgerelateerd. Het merendeel van de in 2019 geregistreerde, antisemitische incidenten is zelfs direct of indirect aan Ajax te linken.
Een greep daaruit: 27 januari – een groep voetbalsupporters, die van AZ en Cambuur zeggen te zijn, scanderen in een café in Leeuwarden ‘Hamas, Hamas, Joden aan het gas’. De stemming is joviaal, nadat Ajax in Rotterdam van Feyenoord heeft verloren. Niemand grijpt in. Wat later scandeert de groep op straat een liedje met de rijm ‘want Joden die branden het best’.
Dezelfde dag: bij de aankomst van de Ajaxspelersbus voorafgaand aan de wedstrijd Feyenoord-ajax roepen vijf supporters antisemitische leuzen naar de spelers. Ze worden direct aangehouden door de politie. Een van de verdachten krijgt een boete opgelegd, een ander moet een bezoek brengen aan het Anne Frank Huis in Amsterdam.
19 mei: van een man uit Willemstad, van wie bekend is dat hij Ajax-fan is, wordt de auto beklad met onder andere de tekst ‘kankerjood’ en ‘JHK’. Die afkorting staat in voetbalkringen voor ‘Joden hebben kanker’.
En op 14 juni: een man is aan het hardlopen in een park in Amsterdam. Hij draagt een Ajaxshirt. Een onbekende jongen scheldt hem in het voorbijgaan uit voor ‘kankerjood’. Deze incidenten vormen volgens het CIDI het topje van een ijsberg. Lang niet alle voetbalgerelateerde antisemitische incidenten worden gemeld.
Het gebruik van de geuzennaam ‘Joden’ door Ajax-fans is op zichzelf niet het probleem, maar de reactie die het uitlokt bij tegenstanders wel, ook al is die dan weer niet kwetsend bedoeld, constateerden onderzoekers van het Verweyjonker Instituut en de Anne Frank Stichting in 2015: „Het doelbewust kwetsen van Joden werd door de supporters ontkend, aangezien ze zich met hun leuzen richten tot Ajax-supporters die zich ‘Superjoden’ noemen.”
Uit gesprekken die NRC met joodse Ajax-supporters voerde, blijkt dat die lang niet allemaal aanstoot nemen aan de geuzennaam. Sommigen erkennen dat het antisemitische leuzen van de tegenpartij in de hand werkt, maar zij vinden dat die moeten worden aangepakt, en niet minder hard dan de racistische leuzen jegens zwarte spelers als Ahmad Mendes Moreira van Excelsior.
Hava Nagila
„De geuzennaam stoort mij helemaal niet”, zegt Salo Muller (83), de oud-fysiotherapeut bij Ajax die er met succes voor streed dat de NS een schadevergoeding gaat betalen aan overlevenden en nabestaanden van de Holocaust. „Ik ben er zelfs een beetje trots op dat ze ‘Joden’ zingen. Als het Hava Nagila klinkt [joods lied], lopen de rillingen over mijn rug. In de positieve zin.” Maar het scanderen van ‘Joden, Joden’ kan buiten het eigen stadion absoluut niet, vindt Muller. Op het terrein van de tegenpartij kan dat worden opgevat als provocatie. „Daar moet je ook niet met de Israëlische vlag gaan zwaaien.” Bij antisemitische opmerkingen vanaf de tribune moet een wedstrijd altijd gestaakt worden, zegt Muller.
Voor de eerste ontmoeting in de halve finale van de Champions League op 30 april is Jonathan Mouwes (33) naar Londen afgereisd. Hij neemt plaats op de thuistribune, mét keppel, om zo makkelijker binnen te komen. In de rust bidt hij, samen met Spurs-fans, die dezelfde geuzennaam als Ajax-fans dragen. Hun geuzennaam verbroedert, dat ze tegenstanders zijn doet even niet ter zake.
Mouwes is orthodox-joods en verstokt Ajaxfan. „Ik volg de club waar ze ook gaan.” De verschillende reacties op de geuzennaam ziet hij als „een generatieding”; voor joodse supporters die rond de oorlog zijn geboren is het woord ‘Jood’ meer beladen, zegt hij. „Maar ik ben derde generatie, en kan die connectie met het woord ‘Jood’ als geuzennaam meer loslaten. Daar doe ik niet te moeilijk over. In deze tijd van oplaaiende Jodenhaat voelt het bijzonder dat er een groep is die van Joden houdt.”