Wat écht vies is zie je toch niet
Poetsen doen we vooral voor ons eigen gevoel. Vind je schoon belangrijk, of de schijn?
Elke ochtend het beddengoed uithangen, wekelijks de stoep schrobben, ieder voorjaar grote schoonmaak – tot ver in de jaren zestig ontkwam geen huisvrouw eraan. Hoe ze hun huis op orde moesten houden, stond vast. Ze hadden het van hun moeder geleerd, of op de huishoudschool. En daar hielden ze zich braaf aan. Sociale normen dicteerden wat ‘schoon en netjes’ betekende. Een hagelwit, strak gesteven schort, glanzend gepoetste ramen, ze waren de trotse symbolen van een proper huisgezin.
De afgelopen decennia zijn die dwingende mores gesleten. Betekent dat dat we tegenwoordig pragmatisch schoonmaken, dus vooral met het oog op hygiëne? Of is de ‘schone schijn’ nog altijd belangrijk?
Arts-microbioloog Dries Budding, tot voor kort verbonden aan het Vumc in Amsterdam, nu zelfstandig microbiologisch onderzoeker, is er duidelijk over: de manier waarop we ons huis schoonmaken, heeft weinig te maken met hygiëneregels. „We zijn erop gericht dat iets visueel schoon is, terwijl gevaarlijke bacteriën per definitie onzichtbaar zijn. Een glimmende deurklink kan meer besmettingsrisico opleveren dan een stoffige schoorsteenmantel.”
Niet dat Budding wil zeggen dat we meer zouden moeten schoonmaken. Integendeel. „Natuurlijk is hygiëne belangrijk. Niets heeft meer gedaan voor onze levensverwachting dan de invoering van riolering en schoon drinkwater in de negentiende eeuw. Beide zijn cruciaal geweest om besmettelijke ziekten als tyfus en cholera uit te roeien. Maar artsen en microbiologen weten inmiddels dat je met hygiëne ook te ver kunt gaan. Als je met de slechte bacteriën ook de goede vernietigt, schaadt dat onze gezondheid.”
We dragen gemiddeld anderhalve kilo bacteriën bij ons, zegt Budding. De meeste zitten in onze darmen en zijn nodig om onder meer ons immuunsysteem goed te laten functioneren. „Nieuwe, vooral westerse ziektes zoals de ziekte van Crohn, lijken grotendeels terug te voeren op onze veranderde darmflora. En één van de oorzaken lijkt een teveel aan hygiëne.”
Bacteriën uitwisselen
Omdat bacteriën lang dood en verderf zaaiden in de vorm van ernstige besmettelijke ziektes, wil het nog niet helemaal tot de moderne mens doordringen dat bacteriën niet per se de bron van alle kwaad zijn, maar zo ongeveer de bron van alle leven. Budding: „Van stof in huis word je niet ziek, tenzij je allergisch bent voor huisstofmijt. Van stinkende lakens ook niet. Over de koelkast en de wc maken mensen zich vaak ten onrechte druk. Etenswaren in de koelkast zijn verpakt, en poep van gezonde mensen is niet iets waar je ziek van wordt. Het is lastig met onderzoek aan te tonen of mensen die in een minder schoon huis wonen ook echt een betere gezondheid hebben, omdat altijd ook andere factoren meespelen. Maar het staat wel vast dat het gezond is, noodzakelijk zelfs, om bacteriën met elkaar uit te wisselen. Huisdieren helpen daar ook bij. Sommige mensen vinden een hond of een kat in huis onhygiënisch, maar ze zijn juist een prima vector voor gezonde bacteriën.”
Overigens ontwikkelt het vakgebied van de microbiologie zich razendsnel, zegt Budding. „Als je twee weken je vakliteratuur niet leest, loop je alweer achter. Microbiologen kunnen over details dan ook flink van mening verschillen. Maar ze zijn het erover eens dat een goede darmflora belangrijk is en dat de doorgeschoten hygiëne daar negatieve effecten op kan hebben.”
Afgelopen voorjaar hield regionaal dagblad De Gelderlander onder zijn lezers een enquête over schoonmaakgewoonten. Bijna de helft van de 45.000 respondenten liet weten maandelijks de ramen te lappen, terwijl een bijna even grote groep het maar een keer per jaar doet. Het aantal mensen dat zegt nooit de deuren in huis te soppen, is ongeveer even groot als het aantal dat dit elke week doet. Helga Post blogt op haar website Firma Huishouden over ‘groen en efficiënt huishouden’ en werkt als professioneel online-huishoudcoach. Zij merkt het ook, die uiteenlopende schoonmaaknormen. Ze begeleidt vrouwen die om wat voor reden dan ook moeite hebben met het organiseren van hun huishouden. „Aan het begin van het programma vraag ik wat ze belangrijk vinden, zodat we prioriteiten kunnen stellen. Wat moet per se schoon? Zelf lig ik niet wakker van stof op een kast, maar sommigen vinden dat heel erg.”
We doen dus maar wat, eigenlijk, als het om schoonmaken gaat. En dat was in het verleden ook al zo. Het huishouden mocht vroeger gebonden zijn aan strakke schema’s en vaststaande normen, gezondheidsoverwegingen speelden daarbij geen grote rol. Sociologe Rineke van Daalen, verbonden aan de afdeling sociologie van de Universiteit van Amsterdam, deed onderzoek naar de ontwikkeling van de Nederlandse schoonmaakgewoonten. Die blijken door de eeuwen vooral een sociale oorsprong te hebben. Vanaf de Gouden Eeuw werd ‘reinheid’
eerder in verband gebracht met fatsoen dan met gezondheid. In Overvloed en onbehagen (1988) schrijft historicus Simon Schama dat voor de Hollandse huisvrouwen van de zeventiende eeuw bezems en borstels de wapens waren in de strijd tegen het – morele – kwaad. Van Daalen: „Het schoonhouden van het huis was volgens Schama een manier om het gezin te beschermen tegen het wereldse kwaad, door een scherpe scheiding aan te brengen tussen het leven binnen en buiten. Vandaar dat blinkende ramen zo belangrijk waren. Daarmee liet je aan de buitenkant zien dat je huis schoon was. En dus dat je deugde.” Zo bezien was schoonmaken in de zeventiende eeuw bijna een religieus ritueel.
Snijplanken
Ook al worden stoepjes zelden nog geschrobd en glimmen de koperen deurknoppen je niet meer overal tegemoet, we dragen nog altijd onze identiteit uit met de manier waarop we ons huis aan de buitenwereld presenteren, meent Van Daalen. „Dan gaat het om inrichting, maar ook om hoe grondig er is schoongemaakt. Sommige mensen hebben een strak opgeruimd, clean huis, met alleen maar moderne spullen. Daarmee benadrukken ze een bepaalde status en lifestyle. Maar ook met een wat slordig en smoezelig huis laat je zien hoe je wilt zijn. Namelijk iemand die niet zo geïnteresseerd is in orde en netheid.” De koppeling tussen ‘schoon’ en ‘fatsoenlijk’ bestaat volgens haar ook nog steeds, zij het deels met een andere inhoud. „‘Fatsoenlijk’ is tegenwoordig vooral synoniem met ‘duurzaam’. Chloor hoor je niet te gebruiken, al maakt het nog zo lekker