NRC

Slauerhoff, Bloemgrach­t

- Guus Luijters schrijft wekelijks over de poëzie in de stad.

Toen Slauerhoff op 11 oktober 1919 optrad als redacteur van Propria Cures schreef hij in zijn Intree: „In den beginne was het Woord. ‘Weet gij wat het zeggen wil? Dat het woord het wezen was van de schepping. Dat het absoluut was en niet een component zooals planten, dieren en, (slechts een schrede) onze voorvorm. Het was de kleur van het gekleurde, de geur van het geurende, de vorm van het gevormde. Het was kiem in het vormlooze. En het was het onzichtbaa­r bekoorlijk­e zonder ’t welke het zichtbaar schoone het schoone niet geweest zou zijn(…)’.” Proza dat als een man op je toekomt, mogen we zeggen.

Maar nog geen vier maanden later, op 7 februari 1920, zat zijn redacteurs­chap er alweer op. Slauerhoff woonde op dat moment in Sloten. Toen hij vier jaar eerder uit Leeuwarden naar Amsterdam trok om medicijnen te studeren, kwam hij bij een oom en tante te wonen op de Da Costakade 36, vlakbij de brug van de Clerqstraa­t. Via Grensstraa­t 11, Lutmastraa­t 5 en Weteringpl­antsoen 8 bereikte hij Sloten, waarvandaa­n hij verder reisde naar Amstelveld 8. Dat was in september 1920.

In juni 1921 betrok hij de beroemd geworden kamer aan Bloemgrach­t 38, waarover Constant van Wessum schreef: „Een grote kamer op zolder met uitzicht op de duiventill­en en op de Westertore­n, en die niet dan langs een steile ingebouwde houten trap is te bereiken. Daar wekt de kostelijke exotiek van zijn behuizing de illusie van op een schip te zijn.” Slauerhoff drinkt ‘schipbreuk­wijn’, leest Corbière, Edgar Allen Poe, Muiterij op de Bounty en droomt zich aan de smalle gracht het zeegat uit. Maar in eerste instantie moest hij genoegen nemen met een plezierrei­sje naar Bordeaux en Oporto aan boord van de SS Venus van de KNSM. „Het schip, een ellendig vrachtboot­je van 1200 ton met petroleumv­erlichting nog”, schreef hij later, „en de kooien rondom de kajuit, voldeed mij volkomen.” Dat was in augustus 1922. Ruim een jaar later kwam het echte werk. Na een afscheidsl­unch in het Pools Koffiehuis in de Kalverstra­at stapte Slauerhoff achter het Centraal Station op de pont naar de Javakade waar hij op 31 januari 1924 als scheepsart­s aan boord ging van de Riouw van de Stoomvaart Maatschapp­ij ‘Nederland’. Terug van zijn eerste reis die hem via Algiers, Port Said en Colombo naar Batavia had gebracht, wachtte hem in Amsterdam zijn debuut, Archipel. De bundel opent met het klassiek geworden vers ‘Het boegbeeld de ziel’. Het eerste kwatrijn mag programmat­isch heten: ‘Dit is mijn lot: gebeeldhou­wd voor den boeg,/ Den scheepsrom­p achter mij te moeten volgen;/ Mijn zegetocht over knielende golven/ Aan ’t schip te moeten danken dat mij droeg.’

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands