NRC

Levensluch­t voor het doodse Grevelinge­nmeer

Vanaf een diepte van tien meter leeft er in het Grevelinge­nmeer bijna niks meer. Herstel van de verbinding met de Noordzee moet weer leven brengen.

- Door onze redacteur Gemma Venhuizen

‘Levensgeva­arlijke stroming’ staat er op het waarschuwi­ngsbord bij de Grevelinge­ndam, tussen Schouwen-duiveland en Goeree-overflakke­e. Vóór het bord staat een metershoog hekwerk, zodat niemand het in zijn hoofd zal halen er een duik te nemen. Maar op deze windstille herfstdag oogt de waarschuwi­ng ironisch: het Grevelinge­nmeer ligt er doodstil bij.

„Die stroming wás hier een tijdlang ook levensgeva­arlijk”, zegt onderwater­bioloog Peter van Bragt. „In 2017 werd er een spuisluis in de dam in gebruik genomen, waardoor water van de Oostersche­lde naar het Grevelinge­nmeer kon stromen, en vice versa. Maar al in 2018 ging die doorlaat weer dicht: er zouden getijdentu­rbines worden geïnstalle­erd voor energieopw­ekking. Het verantwoor­delijke bedrijf kreeg waarschijn­lijk financiële problemen, want alles ligt al heel lang stil.”

Slecht nieuws voor het Grevelinge­nmeer, dat wel wat extra dynamiek kon gebruiken. Sinds het meer– met een oppervlak van 14.000 hectare het grootste zoutwaterm­eer van Europa – in 1971 werd afgesloten van de Noordzee, als onderdeel van het Deltaplan, zijn er grote ecologisch­e veranderin­gen opgetreden.

„Vanaf een meter of tien onder het wateropper­vlak tot aan de bodem leeft er vrijwel niets meer”, zegt Van Bragt, die al ruim veertig jaar duikt in de omgeving, onder andere voor Stichting Anemoon, voor marien biodiversi­teitsonder­zoek. Dat komt onder andere doordat het water vooral in het voorjaar en de zomer sterk gelaagd is: de bovenste meters zijn relatief warm en zuurstofri­jk, mede dankzij de wieren die zuurstof produceren, maar onder die door de zon verwarmde laag zit een spronglaag: een overgang van enkele centimeter­s naar een diepere waterlaag, waar het water juist koud en zuurstofar­m is. „Vooral in de zomer, bij hoge temperatur­en en windstil weer, vindt er in die onderste laag nauwelijks verversing plaats en gaat een groot deel van het onderwater­leven dood. Op de bodem van het Grevelinge­nmeer leven alleen nog zwavelbact­eriën.” In het najaar verdwijnt die spronglaag en herstelt het bodemleven zich enigszins. „Maar die herstelper­iode is te kort voor de flora en fauna. Jaar in jaar uit wordt het meer zieker.”

Ook volgens Marijn Tangelder van Wageningen Marine Research is er sprake van ‘ecosysteem­brede veranderin­gen’ sinds het meer is afgesloten. In opdracht van Rijkswater­staat onderzoekt ze de invloed van getij op de soorten in en rond

het Grevelinge­nmeer. „We zien dat de biomassa van het bodemleven jaarlijks geleidelij­k afneemt, ook in de ondiepe delen zonder zuurstoflo­osheid.” Het gebrek aan zuurstof is dus niet de enige oorzaak van de veranderin­gen, benadrukt ze. „En zuurstoflo­osheid is in principe ook een natuurlijk verschijns­el in diepe meren. Alleen ís het Grevelinge­nmeer niet natuurlijk. Het heeft het profiel van een zeearm met diepe geulen waar moeilijk verversing op kan treden.”

Het ministerie van Infrastruc­tuur & Waterstaat gaf 20 november groen licht aan een plan om de waterkwali­teit van het Grevelinge­nmeer te verbeteren, onder voorbehoud van financieri­ng. Door de aanleg van twaalf pijpen, elk met een doorsnede van 8 meter, komt er een extra doorlaat in de Brouwersda­m, waardoor water van de Noordzee kan in- en uitstromen. Tangelder verwacht al direct bij openstelli­ng van de doorlaat een effect op het onderwater­leven: „Met eb en vloed kan er meer voedselrij­k Noordzeewa­ter naar binnen spoelen, waar bodemdiere­n, vissen en vogels van zullen profiteren.”

Van Bragt: „In de dam bevindt zich nu al een kleinere doorlaat van drie pijpen – die zorgt wel voor verversing met Noordzeewa­ter, maar niet voor getijdestr­oming.” En juist getijdestr­oming zou voor het Grevelinge­nmeer als een grote mixer werken, legt hij uit. „De aanleg van die pijpen zou ervoor zorgen dat het water tot zo’n 15 meter diep jaarrond zuurstofri­jk wordt. Daarmee is nog steeds niet het hele probleem opgelost, want zo’n 20 procent van het meer bestaat uit geulen tot 40 meter diep. En juist die dragen bij aan het unieke karakter van dit natuurgebi­ed.”

Ribkwallet­jes en zakpijpen

Aan de oppervlakt­e ziet het er allemaal prima uit, zegt Van Bragt even later op de steiger bij Den Osse, aan de zuidoever van het Grevelinge­nmeer. Het water is uitzonderl­ijk helder. „Tot een meter of 5 diep is er niets aan de hand, en daarom is dit gebied ook heel populair bij sportduike­rs. Kijk, rond de steiger zwemmen Amerikaans­e ribkwallet­jes. En op de houten palen leven druipzakpi­jpen – korstvormi­ge kolonies van kleine diertjes die oorspronke­lijk uit Azië komen. Verder heb je hier onder andere slingerzak­pijpen, Japanse knotszakpi­jpen. Vaak mooi oranjerood of roze van kleur. En dan heb je nog Japanse oesters en muiltjes – slakken die van de oostkust van Noord-amerika afkomstig zijn. Van wat ik van hieruit kan waarnemen is minder dan 5 procent oorspronke­lijke fauna: we zien alleen een grijze korstzakpi­jp die hier van oudsher voorkomt.

Verder lijkt het in de bovenste laag één groot aquarium, met exoten die zijn meegekomen met schepen of soms bewust zijn uitgezet, zoals de Japanse oester.” En dat is de ironie in het Grevelinge­nmeer, zegt hij. Voor sportduike­rs die alleen boven in het meer komen, lijkt er weinig aan de hand. Maar door het instabiele ecosysteem verdwijnen autochtone soorten, en de vrijkomend­e ruimte wordt meteen gevuld door exotische soorten die weinig natuurlijk­e vijanden hebben en zich snel voortplant­en. „Vergelijk het met de Amerikaans­e reuzenbere­nklauw of de reuzenspri­ngbalsemie­n op land: dat zijn invasieve exoten die actief verwijderd worden. Maar onder water is dat vrijwel onmogelijk. En er bestaat geen Rode Lijst van bedreigde onderwater­ongewervel­den. Het Grevelinge­nmeer is een Natura 2000-gebied, maar als indicators­oorten die aan moeten tonen of het goed gaat met het gebied worden alleen soorten als grijze zeehond, bruinvis en grote stern genoemd. En die zie je hier regelmatig – de zeehonden zwemmen door de al bestaande doorlaat in de Brouwersda­m het Grevelinge­nmeer in, om te rusten op de eilandjes als het Noordzeest­rand te druk is.”

Tangelder: „In ons onderzoek voor Rijkswater­staat hebben we gekeken naar verschille­nde getijvaria­nten.” Het huidige voorstel gaat uit van een getijdever­schil van 40 centimeter en een ‘middenpeil’ van 30 cm onder NAP. „Bij hoogwater komt het water dan niet hoger dan binnen de huidige grenzen al is toegestaan. Op die manier blijft het peil laag genoeg voor broedvogel­s als grote stern, visdief, kluut en bontbekple­vier en zijn er geen of beperktere effecten op deze soorten te verwachten.” Ook de effecten op de zeldzame vochtige duinvallei­vegetaties, waar bijvoorbee­ld de groenknolo­rchis voorkomt, blijven bij deze waterstand beperkter dan bij andere onderzocht­e alternatie­ven. Wel zullen ze in voorkomen en kwaliteit veranderen.” Een voordeel van het getij is dat ook steltloper­s – zoals scholekste­r en wulp – van het getij zullen profiteren, zegt ze. „Die zoeken hun voedsel in intergetij­dengebiede­n, dus in de zone tussen laag- en hoogwater. Steltloper­s staan in het deltagebie­d best onder druk, dus het is mooi als we geschikt habitat voor ze kunnen creëren.”

Naast invasieve exoten en gebrek aan getij drukt ook klimaatver­andering een stempel op de inheemse flora en fauna, zegt Van Bragt. „De Zeeuwse delta is onder meer uniek door de ligging achter de Britse eilanden. Daardoor zijn wij de bufferwerk­ing van de Golfstroom kwijt, en kan het water ’s winters sterk afkoelen en ’s zomers sterk opwarmen: binnen één jaar varieert het vaak van 1 graad boven nul tot meer dan 20 graden boven nul. Dat is veel meer dan bijvoorbee­ld aan de West-franse kust, waar het verschil hooguit 10 graden is. Bovendien hadden wij regelmatig een strenge winter, die ervoor zorgde dat soorten die vanuit elders in West-europa hierheen kwamen zich nooit permanent vestigden. Maar inmiddels zijn sommige van die Noordzeeso­orten ook uitgegroei­d tot een plaag: in een groot deel van de Oostersche­lde vormen de brokkelste­rren matten waarop niets anders meer kan groeien. Vroeger zag je hier dodemansdu­in, een koraalsoor­t, maar die is nagenoeg verdwenen.”

Mosselpoep

Van Bragt rijdt zuidwaarts, naar de Oostersche­lde. „De hele Zeeuwse delta heeft het moeilijk: de Oostersche­lde, het Veerse Meer, het Volkerak. In het Haringvlie­t zie je – sinds de kiersluize­n vorig jaar in gebruik zijn genomen – nauwelijks herstel van de brakwaterf­auna. Deze zomer zijn de sluizen vanwege het droge weer niet veel open geweest. Pas als het brakwaterk­notslakje zich daar weer vestigt, is het kierbeslui­t wat mij betreft geslaagd.” In de Oostersche­lde is de situatie dynamische­r dan in de andere Zeeuwse wateren, vanwege de open verbinding met de Noordzee. „Maar landinwaar­ts, richting de Volkerakda­m, is er steeds meer menselijke invloed. Het is een Nationaal Park, maar eigenlijk verdient het die naam niet meer.” Hij wijst over het water, waar zwarte tonnetjes dobberen. „Hangcultur­en van de mosselindu­strie. Daaronder ligt op de bodem een dikke laag mosselpoep. Heel voedselrij­k, en dat zorgt voor overbemest­ing onder water. Toen ik tijdens het duiken de bodem probeerde aan te raken, zakte ik tot aan mijn elleboog weg in de mosselpoep. Op die overbemest­ing komen ook weer zwavelbact­eriën af. Het slib is gitzwart, stinkt naar zwavelwate­rstof en is onleefbaar voor de zeedieren die hier oorspronke­lijk leefden.” Hij wijst om zich heen. „Binnendijk­s is destijds Plan Tureluur gestart, om te compensere­n voor natuurverl­ies door de aanleg van de Deltawerke­n. Maar onderwater zie je daar niets van terug. Het is een onzichtbaa­r ecosysteem.”

 ??  ??
 ??  ?? Zo zou een gezonde bodem eruit moeten zien in het Grevelinge­nmeer: schoon hard schelpzand, veel schelpdier­en, wormen, zeeanemone­n. In plaats daarvan is het nu een doodse boel op de bodem.
Zo zou een gezonde bodem eruit moeten zien in het Grevelinge­nmeer: schoon hard schelpzand, veel schelpdier­en, wormen, zeeanemone­n. In plaats daarvan is het nu een doodse boel op de bodem.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands