‘Verlos ons van dit land, olé, olé’
Voetbalstadions zijn een uitlaatklep voor de broeiende onvrede in Marokko. Protestsongs vervangen de supportersliederen.
Magid Kacho (26) zwaait met een rood-wit vlaggetje in een leeg vak van Stade Saniat Rmel. Dit is de thuishaven van Moghreb Atlético Tétouan (MAT), een volksclub uit het noorden van Marokko. „De club is alles voor mij. Ik sla nooit een wedstrijd over”, zegt de Marokkaan, uitkijkend over het veld.
Kacho behoort tot de harde kern van Atlético Tétouan, waarvan de supporters verenigd zijn in groepen met Spaanse namen als Los Matadores (de ‘killers’) en Siempre Paloma (altijd de duif). De fans koesteren het Spaanse verleden van de club die tot de onafhankelijkheid van Marokko (1956) in Spaanse competities uitkwam. „Spanje is voor ons het beloofde land. Daar is alles beter. En het voetbal zeker”, zegt de slungelachtige Kacho. Hij draagt een trainingspak – van FC Barcelona. „Eigenlijk zou ik veel liever in Europa willen leven. Dat is de droom van alle jonge mannen hier.”
De onvrede onder veel jongeren als Kacho is in vooral het noorden van Marokko groot. Er is in steden als Tanger, Fes, Al Hoceima en Tétouan nauwelijks goed werk. Het bestaan aan de onderkant van de samenleving is uitzichtloos. De regering slaat protesten met harde hand neer. Kritische journalisten, activisten en rappers wordt de mond gesnoerd.
Vrijwel dagelijks proberen Marokkanen met gammele bootjes Europa te bereiken, iets wat dit jaar al meer dan zevenduizend Marokkanen lukte. Magid Kacho lukte het niet, al probeerde hij meermalen zich bij de 800.000 Marokkanen in Spanje te voegen. De controles zijn zo verscherpt dat een illegale overtocht steeds duurder en risicovoller wordt. „Het is wachten op een kans. Meer kun je niet doen”, verzucht hij.
Op dagen dat er geen wedstrijd van Atlético Tétouan is komen ‘hooligans’ van de club bijeen in hun eigen kantine met kunstgrasveld. Ze drinken thee of kijken tv, onophoudelijk spelend met hun telefoons. Op de muren zijn naast het embleem van Atlético Tétouan ook de logo’s van FC Barcelona en Real Madrid geschilderd. Als de Spaanse clásico wordt gespeeld, staan de fans uit Tétouan opeens tegenover elkaar. „Daarom hangt er aan iedere kant een televisie. Eén voor Barçafans en één voor die van Madrid. Dan zitten ze met de ruggen naar elkaar toe. Anders gaat het niet goed hier”, zegt Kacho lachend.
Clubliefde
Maar in hun liefde voor Atlético Tétouan zijn de jonge Marokkanen één. Kacho roept zijn maatjes Ayoub Imrani en Omar Dahbi bij zich om te vertellen over hun clubliefde. Hun grote held is hun 30-jarige stadgenoot Zouhair Feddal Agharbi, die nu als prof in Spanje speelt, bij Real Betis Sevilla. Die heeft de voor het drietal onbereikbare droom waargemaakt. De vrienden zitten vooralsnog bij iedere thuiswedstrijd van Atlético Tétouan op de tribune. „Door het voetbal vergeten we de dagelijkse ellende,” leggen ze aan een plastic tafeltje uit. „Dat is onze uitlaatklep.”
Dat draait om meer dan alleen voetbal. Stadions worden in Marokko steeds meer een plek waar jongeren zich nog massaal tegen de Marokkaanse regering durven te keren. Sinds de politie de voorbije jaren de onrust in het Rifgebied of de protesten in het oude mijnwerkersstadje Jerada met geweld de kop in drukte, zoeken Marokkanen andere wegen om hun boosheid te uiten. Via muziek, YouTube of voetbal, en vaak in een combinatie van alle drie.
Het verzet richt zich vooral tegen de regering van premier Saadeddine Othmani. Hij wordt gezien als de leider van de makhzen, het corrupte stelsel van vriendendiensten binnen de Marokkaanse overheid. Staatshoofd Koning Mohammed VI blijft meestal buiten schot.
Zoals in september 2018. Kacho, Imrani en Dahbi rouwden samen met duizenden anderen in het stadion om de 20-jarige migrante Hayat Belkacem, die op weg naar Europa door kogels van de Marokkaanse marine werd gedood. Voor, tijdens en na een duel met Kawkab Marrakesh kwam het tot een ongekende uitbarsting.
Binnen en buiten het stadion werden vernielingen aangericht. Er werd gefloten tijdens het Marokkaanse volkslied, fans riepen dat ze Hayat wilden wreken, en dat ze van hun nationaliteit af wilden. Op meerdere plekken klonk: Viva España! De club kreeg uiteindelijk een boete van 50.000 dirham (5.000 euro) opgelegd en moest een duel zonder publiek spelen.
Je wilt ons vermoorden, maar we zijn al dood
Afgelopen jaar staken meer massale stadionprotesten de kop op. Roemrucht is het lied ‘F’bladi Dalmouni’ (‘In mijn land ben ik slachtoffer van het onrecht’) dat tienduizenden fans van Raja Casablanca in 2017 voor het eerst uit volle borst begonnen te zingen, op en neer springend op de maat van de muziek. Beelden van deze deinende massa zijn met meer dan 3,5 miljoen kijkers nog steeds een hit op YouTube. Het protestlied verspreidde zich snel over het hele land.
Voetbalclubs staan volgens Marokkodeskundige Paolo De Mas, onder meer oud-directeur van het Nederlands Instituut in Rabat, van oudsher symbool voor de regio waar ze vandaan komen. Zo worden de clubs FAR (Legerclub) en FUS uit Rabat gezien als vertegenwoordigers van hoofdstedelijke arrogantie; zoals Ajax en Real Madrid in Nederland en Spanje.
Dit regioconflict is inmiddels omgeslagen in een gezamenlijk protest tegen het regime, waarbij noordelijke clubs uit Tanger, Al Hoceima en Tétouan het voortouw nemen. Onlangs kwamen de supporters van Ittihad Tanger met een nieuw lied (‘Het land van de vernedering’) over de wil naar Europa te migreren om de corruptie en vernedering van het ‘maffia-regime’ te ontvluchten: „Ooh, ooh, ooh help me de zee over te steken! Verlos ons van dit land olé, olé!”.
Het is inmiddels een rage onder Marokkaanse vluchtelingen geworden om onderweg naar Europa een protestlied te zingen, op te nemen en als trofee op YouTube te zetten. Ook Magid Kacho van Atlético Tétouan kent de vaakst gezongen regels uit zijn hoofd. ‘Je hebt een hele generatie vernietigd. Je wilt ons vermoorden, maar we zijn al dood’.