Graaiende babyboomers? Ik klus bij om rond te komen
Jan Donkers herkent zich niet in het beeld van de ‘egoïstische generatie’ waarmee Philip Huff zaterdag in NRC de geboortegolvers schetste.
Willen jullie meer of minder boomers? „Minder, minder”, wordt er luidkeels gescandeerd. En Philip Huff gaat ervoor zorgen (En nu zijn wij de meest egoïstische generatie, 30/11).
Is het flauw, deze verwijzing naar Wilders? Vind ik niet; ook hij demoniseert een hele bevolkingsgroep op basis van generaliseren en een vleugje demagogie. Terwijl een erkend en succesvol auteur als hij zijn literaire talenten juist zou moeten inzetten voor het tonen van de diversiteit in menselijke beleving en ervaring.
Mag ik een poging doen de discussie van statistische aannames terug te brengen tot de menselijke maat? Ja, ook ik voel me aangesproken, al behoor ik, geboren in 1943, nog net niet tot die vermaledijde boomers; ik heb de gore moed gehad de Hongerwinter te overleven en nog waag ik het om voort te bestaan. Ik ben zestien jaar geleden tegen mijn zin met pensioen gestuurd en heb sindsdien mijn koopkracht met ongeveer een derde zien afnemen. Mij hoor je niet klagen.
Ik verkeer in de gelukkige omstandigheid dat ik nog leuk kan bijklussen hier en daar (zij het steeds minder). Dus ja, ik word betaald om dingen te doen die ook door jongere mensen gedaan zouden kunnen worden. Volgens Huff belet ik daarmee de doorstroming op de arbeidsmarkt, maar ik vind dat zo’n argument gevaarlijk dicht in de buurt komt van leeftijdsdiscriminatie, en discriminatie was toch iets waar zijn en mijn generatie en elke generatie daartussen, tegen zouden moeten zijn? Maar ik ben blij dat ik elke maand mijn huur kan betalen. Want hoezo eigen huis met of zonder overwaarde?
Dus nogmaals, mij hoor je niet klagen, evenmin als al die generatiegenoten die niet in Huffs betoog zichtbaar zijn en die ik om me heen onbezoldigd bezig zie met het geven van taallessen aan asielzoekers, het oplappen van wrakke apparaten in repair-cafés of het overeind houden van voedselbanken. Voor hen geen Zwitserlevengevoel.
Ja, ik ben me er volop van bewust dat ik tot de eerste generatie in de geschiedenis behoor die het beter heeft dan de ouders én dan haar kinderen. Moet ik mezelf daarom opheffen? Ik voel me aangesproken, maar kan me nergens herkennen in het graaiende, egoïstische beeld dat Huff van mij schetst. Moet ik betogen dat ik misselijk word van het romantiseren van de sixties? Moet ik weer eens uitleggen dat ik vind dat (min of meer) generatiegenoot Wim Kok geroyeerd had moeten worden als lid van de partij waarvan ik al een halve eeuw lid ben, vanwege zijn omarming van het neoliberale gedachtengoed? Moet ik toegeven dat de wereld er in veel opzichten slechter uitziet dan een halve eeuw geleden?
Dat alles volgaarne. Maar de schuld daarvoor een leeftijdsgroep in de schoenen schuiven is demagogisch. Huffs redenering doet me denken aan al diegenen die zeker weten dat ze in de oorlog in het verzet zouden hebben gezeten. Want hoe weet Huff zo zeker dat hij, indien tijdig geboren, al in de jaren 50 in een Occupy-tent op het Beursplein zou hebben gezeten en zijn dak van zonnepanelen zou hebben voorzien, in plaats van te profiteren van de wederopbouw? is schrijver en medewerker van NRC