In Bangladesh redt een drijvend ziekenhuis levens
In de Bengaalse delta kan een rivier in een oogwenk eilanden met miljoenen inwoners onder water zetten. Scholen en klinieken zijn hier schaars. Een drijvend ziekenhuis biedt uitweg.
Voor een zestienjarige heeft Ismat Tara al vele moeilijkheden overwonnen. Soms werd haar leven bedreigd door de Brahmaputra, de machtige rivier die even verderop voorbij stroomt. Dan weer werden lastige conventies opgedrongen. Het maakte van haar een gedwongen nomade, iemands echtgenote en sinds een paar maanden moeder van het in roze gestoken baby’tje dat zich aan haar vastklemt. Grote ogen, sabbelend op een chipje.
Het was zo’n overstroming, de zoveelste, die Ismats vader ertoe bracht zijn toen tienjarige dochter uit te huwelijken. Het gezin was alles kwijtgeraakt en op deze manier was er tenminste een mond minder om te voeden. In het begin was ze erg verdrietig, zegt Ismat, de arm stevig om haar baby. Maar bij haar schoonfamilie had ze in ieder geval te eten. Ze komen uit hetzelfde dorp als waar Ismat werd geboren. Een dorp dat nu niet meer bestaat.
Zo gaat dat vaker op de chars, de talloze riviereilanden in de Bengaalse delta die zijn ontstaan uit afzettingen hoog uit de Himalaya. De veelal arme boerenfamilies die hierop wonen, zijn gewend te leven met de grillen van een rivier die in een oogwenk hun hele oogst onder water kan zetten, om daarna weer een extreem vruchtbare grond achter te laten. Is het verlies te groot, dan verkassen ze naar een volgend eiland.
Maar opkrabbelen en opnieuw beginnen wordt steeds lastiger in een omgeving die letterlijk onder hun voeten afbrokkelt.
Toekomstscenario’s
Waar het Westen nog druk is met het formuleren van toekomstscenario’s, worden de gevolgen van hogere temperaturen en stijgende zeespiegels in Bangladesh al lang en breed gevoeld. Afgelopen zomer toen de moesson op haar piek was, raakten volgens de regering meer dan 300.000 mensen ontheemd door overstromingen. Een paar maanden eerder moesten 1,7 miljoen Bengalen hun huis ontvluchten door cycloon Fani.
Vooral de chars zijn kwetsbaar. Deze laag gelegen zandplaten die strekken van de noordelijke grens met India tot aan de Golf van Bengalen verdwijnen steeds vaker onder het stijgende rivierwater. Of erosie vreet hele stukken weg. Door hun vergankelijkheid zijn basisvoorzieningen als scholen en klinieken er schaars – en met iedere overstroming worden ze nog schaarser.
Zo kan het dat Ismat op deze ochtend op het punt staat iets te doen wat ze in haar zestien jaar nooit eerder heeft gedaan: een dokter bezoeken. Een échte dokter, niet de buurman met zijn medicijnvoorraad. Ismat heeft namelijk een tumor. Althans, dat denkt ze. De doek die haar lange vlecht bedekt, wordt voorzichtig opzijgeschoven om een bult te laten zien. Die zit er al twee jaar, maar de laatste tijd voelt ze zich ineens futloos en duizelig. Ga naar het schip, werd in het dorp tegen haar gezegd. Daar kunnen ze je vast helpen.
Als het vasteland uit zicht verdwijnt en het schelle getoeter van af en aan rijdende riksja’s verstomt, is het gepruttel van de motor die de smalle boot verder de Brahmaputra opstuurt het enige wat overblijft. En
dan is er in de verte plots het schip. De vier verdiepingen geschilderd in lichtblauw torenen hoog boven de oever uit waaraan het schip ligt aangemeerd. Binnen, in kamertjes van soms niet meer dan enkele vierkante meters, bevinden zich onder meer een tandartspraktijk, een oogarts, gynaecoloog, kinderarts, een lab, twee operatiezalen en een kleine apotheker. Op het dak de vlag van Bangladesh, die bij gebrek aan wind slapjes naar beneden hangt.
Het drijvende ziekenhuis is afkomstig van Friendship, een lokale ngo die met een team van artsen en vrijwilligers langs de chars in de Brahmaputra vaart om medische zorg te brengen naar de meest afgelegen gebieden. Gratis, op de registratiekosten van omgerekend nog geen tien cent na. Momenteel beschikt de organisatie over twee ziekenhuisboten, de komende maanden komen daar, dankzij geld van de King Abdullah Foundation van de Saoedische koning, nog vijf schepen bij.
„Bangladesh is een arm land met een bevolking van 170 miljoen mensen”, zegt Runa Khan, de charismatische oprichtster en directeur van Friendship. Geschat wordt dat meer dan zes miljoen van hen op de riviereilanden wonen. De slechte bereikbaarheid maakt het leveren van zorg daar erg kostbaar, aldus Khan. „Een arts is al snel een halve dag kwijt om één dorp te bezoeken. Die middelen heeft de overheid niet. Dus wij vullen het gat.”
Op haar beurt wachten
Zenuwachtig sluit Ismat zich aan bij de rij vrouwen die zich onder een houten afdakje hebben opgesteld, wachtend op hun beurt om de boot te betreden. Ze is samen met haar schoonmoeder gekomen, een frêle vrouw, bijna een kop kleiner dan Ismat, met een gezicht dat door het leven is getekend. Mariyam Begum, heet ze. Gevraagd naar haar leeftijd moet ze zich naar Ismat keren. Ergens in de dertig, gokt die.
Aan Mariyams been hangt een meisje met kortgeknipte haren, gekleed in een geel jurkje. Haar dochter, zegt ze eerst. Om dan te vertellen dat de vijfjarige van háár dochter is. Die stierf tijdens de bevalling, veertien jaar oud. Het gebeurde tijdens een overstroming, zegt Mariyam. En er was geen ziekenhuis in de buurt.
Het zijn verhalen waar de artsen op het schip nauwelijks van opkijken. Dat het toch al zware leven op de chars vrouwen het hardst treft, zien zij iedere dag. Kijk maar in het uit golfplaten opgetrokken gebouwtje op de oever waar in een rijtje naast elkaar zes vrouwen in kleurige sari’s liggen bij te komen van de operatie aan hun baarmoeder: die was uitgezakt. Een aandoening die vaker voorkomt bij vrouwen die al op jonge leeftijd kinderen krijgen – vaak geholpen door alleen hun moeder of een buurvrouw – en na de bevalling vrijwel meteen weer op het veld staan om te werken.
De een was uitgehuwelijkt op haar tiende, de ander toen ze twaalf was. Niemand die daarvan opkijkt. Op de chars zijn kindhuwelijken een manier van overleven, vooral vanwege het weer dat steeds extremer wordt. Eerder dit jaar waarschuwde Unicef dat het aantal kindbruiden in Bangladesh, dat nu al een van de hoogste wereldwijd is, door klimaatverandering verder dreigt toe te nemen.
Fulmoti was ook tien, denkt ze. Precies even zoveel jaar liep ze rond met haar baarmoeder die naar buiten kwam. De pijn was ondraaglijk, zegt de inmiddels grijzende vrouw, een infuus in haar gerimpelde hand.
„Maar ik schaamde me te veel om naar de dokter te gaan.” Haar man haalde Fulmoti over. De reis van hun char naar het schip duurde bijna vier uur en kostte meer dan 2.000 Taka, zo’n 20 euro. Veel geld, zegt Fulmoti zacht. Toch is ze blij dat ze naar haar man heeft geluisterd.
De 26-jarige dokter Masuma Khatun noemt het hun grootste uitdaging: vrouwen naar de boot krijgen. Dat was het althans vooral de eerste jaren. „De charbewoners zijn erg conservatief. Vrouwen hebben vaak eerst toestemming van hun man of schoonmoeder nodig voordat ze ergens heen mogen.” En er is veel schaamte, zegt Khatun, die nu al zes jaar met het schip meevaart. Vooral als het om gynaecologische problemen gaat.
Maar inmiddels kent iedereen het
jahaj haspatal, het drijvende ziekenhuis in Bangladesh. Van de bijna tweehonderd patiënten die de artsen soms dagelijks zien, is tegenwoordig meer dan de helft vrouw. De vijf boten die er dadelijk bij komen, zullen verspreid over de zuidelijke delta en langs de Bengaalse kustgebieden varen. Daar woont een derde van de bevolking. Nu nog wel.
Want met 60 procent van de landmassa amper enkele meters boven zeeniveau, geldt Bangladesh als een van ’s werelds kwetsbaarste landen voor zeespiegelstijging. Experts voorspellen dat de komende decennia miljoenen mensen hierdoor ontheemd zullen raken.
Moesson
Het maakt de noodzaak voor oplossingen zoals ziekenhuisboten des te groter. Al blijken ook die niet onaantastbaar. Op het dek van de Friendship-boot haalt een van de artsen zijn mobiel te voorschijn en scrolt door zijn foto’s naar juli, toen door de moesson het peil van de rivier plots fors was gestegen. Van de barakken op de oever waarvoor nu patiënten en hun familieleden rondhangen, zijn op die foto’s nog net de daken te zien. Voor de rest: water.
Bijna vijftien dagen kwam alles stil te liggen, vertelt de arts. Alleen spoedgevallen werden nog aangenomen. Pas toen de oever zichtbaar werd en de schade was hersteld, konden ze weer normaal patiënten ontvangen.
„Heb ik echt geen tumor?” Ismat lijkt de woorden van de dokter nog niet helemaal te durven geloven. Dat is immers wat iedereen had gezegd, ook haar schoonmoeder. Maar nee, herhaalt de dokter. De bult is niets ernstigs. Ismat is alleen wat ondervoed, en haar dochtertje ook. Vandaar de duizeligheid. Ook Mariyam blijkt na een bezoekje aan de gynaecoloog niets ernstigs te mankeren. Met wat medicijnen op zak kunnen ze naar huis.
Alhoewel, naar huis? Dezelfde overstroming die de ziekenhuisboot in juli trof, heeft ook de char waarop Ismat en Mariyam woonden volledig overstroomd. Inmiddels zijn ruim drie maanden verstreken, maar ligt hun eiland nog steeds onder water.
Het hele gezin woont sindsdien bij familie van Mariyam op het vasteland, in een huisje van golfplaten waarin slechts een kast en een tweepersoonsbed staan en kippen rondscharrelen. Soms ligt ze in het bed, zegt Ismat. Vaker slapen zij en haar man op de grond om ruimte te laten voor zijn vader en voor Mariyam. Ze mist hun eiland. Hun oude buren, de ruimte. „Hier leeft iedereen boven op elkaar.”
Twee dochters van Mariyam wonen tegenwoordig in hoofdstad Dhaka, waar ze werken in textielfabrieken. Denkt Ismat weleens na over een leven op het vasteland? Ze lacht somber. Alleen iemand van het vasteland kan zo’n vraag stellen. Ze is geboren op de chars, zegt ze, en daar wil ze sterven ook. Net als haar man, die om de zoveel dagen de rivier op gaat om te kijken of dit keer misschien wel iets van hun oude eiland zichtbaar is.
Nee, is tot nu toe steeds het antwoord. Maar wie weet de volgende keer.