Niemand weet waar Tawfiq nu is
Journalist Tawfiq al-Tamimi is één van zeker 123 personen die de laatste zeven maanden zijn ontvoerd in Irak. „Onze hele familie is gebroken.”
Net als iedere maandagochtend maakt Tawfiq al-Tamimi op 9 maart aanstalten naar zijn werk te gaan. Na het ontbijt biedt zijn zoon hem een ritje met de auto aan. Samen rijden de twee van hun huis in het oosten van Bagdad naar het kantoor van de krant al-Sabah, waar Tamimi in de maanden daarvoor verslag deed van de protestbeweging tegen de Iraakse regering.
Nog voordat vader en zoon de wijk uit zijn, trapt Ahmed geschrokken op de rem. Twee pick-uptrucks versperren de weg. Een groep gewapende mannen springt naar buiten en omsingelt de auto. Met getrokken pistolen dwingen ze Tamimi uit te stappen, sleuren hem een van hun wagens in en scheuren weer weg. Ahmed blijft in tranen achter.
Tawfiq al-Tamimi is één van de zeker 123 personen in Irak die in de afgelopen zeven maanden zijn ontvoerd. Het gaat vooral om activisten, journalisten en andere deelnemers aan de massale anti-corruptie-protesten die het land sinds afgelopen najaar platlegden. Een deel van de slachtoffers dook later weer op – zij het doorgaans in duistere gevangeniscellen – zeker 24 van hen zijn nog altijd spoorloos. Dat concludeerden de Verenigde Naties in een rapport dat afgelopen zaterdag verscheen.
„Ik ben flauwgevallen toen ik van Ahmed hoorde wat er gebeurd was”, vertelt Omar al-Tamimi telefonisch vanuit Bagdad. De neef van de journalist doet het woord omdat Ahmed het te moeilijk vindt over zijn verdwenen vader te praten. „Onze hele familie is gebroken door verdriet.”
Omar zegt geen idee te hebben door wie of waarom zijn oom ontvoerd is. Wel is duidelijk dat hij opkwam voor andere gekidnapte intellectuelen en op sociale media regelmatig steun uitsprak voor de protestbeweging. Dat alleen al kan gevaarlijk zijn. Volgens de VN zijn bijna vijfhonderd betogers gedood en een kleine achtduizend gewond geraakt. Iraakse media houden het dodental op zevenhonderd.
‘We voelen ons hopeloos’
Al ruim elf weken zetten de Tamimi’s alles op alles om Tawfiq te vinden. Ze deden aangifte bij de politie, begonnen een campagne op sociale media en belden Iraakse ministeries plat. Tot dusver heeft het niets opgeleverd. „Natuurlijk proberen we moed te houden”, zegt Omar. „Maar we voelen ons hopeloos omdat de Iraakse autoriteiten niet in actie komen.”
Zelfs als Tamimi nog opduikt, zal hij naar alle waarschijnlijkheid flink zijn toegetakeld. Volgens het VN-rapport zijn vrijwel alle ontvoerde personen ondervraagd en gemarteld. Overlevenden verklaarden
Zelfs in Arabische media wordt er niet meer over de vermissingen geschreven
neef ontvoerde journalist te zijn geëlektrocuteerd, opgehangen aan hun armen en benen of vernederd door folteraars die over hen heen urineerden. Vrouwelijke slachtoffers werden bovendien aangerand en bedreigd met verkrachting.
Het werk van sjiitische milities?
De werkwijze van de daders volgt duidelijke patronen en wijst op een centrale organisatie, zo stellen de VN. Toch lijken de ontvoeringen niet zozeer het werk van de Iraakse politie als van sjiitische milities. Zij zien de anti-Iraanse ondertoon van de protestbeweging als een bedreiging en doen deze af als een Amerikaans complot, zeker na de Amerikaanse liquidatie van de Iraanse generaal Qassem Soleimani en de Iraakse militie-leider Abu Mahdi al-Muhandis begin dit jaar. Sindsdien gingen de milities de demonstranten steeds vaker te lijf.
De nieuwe premier Mustafa al-Kadhimi zegt er een eind aan te willen maken. Vlak na zijn aantreden begin mei beloofde de ex-journalist een onderzoek naar de dood en verdwijningen van de demonstranten. „Wij hopen dat dit eindelijk het verschil zal maken”, zegt Omar aarzelend. „Kadhimi kende Tawfiq persoonlijk. Ze hebben samen op kamers gewoond.”
Nu de crisis de betogers thuis houdt en veel Iraakse journalisten al zijn gevlucht uit angst voor nieuwe ontvoeringen, zijn er weinig krachten die de nieuwe premier ter verantwoording kunnen roepen. „Zelfs in Arabische media wordt er niet meer over de vermissingen geschreven”, verzucht Omar. „Irak heeft juist nu behoefte aan de pen en stem van mijn oom.”