Een ‘piëta’ als corona-gedenkstuk
Kunsthandelaar Bob Haboldt schonk het Rijksmuseum een 16de-eeuwse piëta van Bartholomeus Spranger om de coronacrisis mee te gedenken.
Zijn geschenk is een eerbetoon aan de slachtoffers van de coronapandemie, zegt Bob Haboldt. De kunsthandelaar heeft het Rijksmuseum Amsterdam een laat zestiende-eeuws schilderij geschonken van Bartholomeus Spranger, de ZuidNederlandse schilder. Het cadeau is door directeur Taco Dibbits verwelkomd als „exceptioneel grote gift”.
Het gaat om een piëta, verbeelding van de dode Christus die door drie engelen uit een graftombe is gehaald. Het ongesigneerde en ongedateerde schilderij op koper, niet eerder in de Spranger-literatuur genoemd, is na onderzoek aan hem toegeschreven. Het werk genoot destijds brede bekendheid omdat Hendrick Goltzius het in 1587 reproduceerde in een prent die in grote oplage werd verspreid.
Haboldt bood zijn ontdekking begin maart te koop aan op Tefaf Maastricht. Het was een van de topstukken en hij verkocht het direct op de opening. Maar kort daarna annuleerde de verzamelaar in kwestie zijn aankoop.
Haboldt had een lijst met andere belangstellenden, maar besloot het werk niet opnieuw te koop aan te bieden. „Ik ben keihard in zaken, maar de gevolgen van het virus hadden me aangegrepen. Onze wereld is veranderd, ik had het gevoel dat er iets gememoreerd moest worden. In dit soort tijden kan kunst troost bieden. Dit schilderij, dat de Duitsers zo mooi een Andachtsbild noemen, leek me het juiste werk om de vele slachtoffers van deze crisis te gedenken.”
Haboldt (1955), zoon van een Amsterdamse middenstander, drijft zijn kunsthandel vanuit drie gesloten huizen in Amsterdam, Parijs en New York. Hij woont in het Zwitserse Crans-Montana en in Toscane. Geen moment heeft hij overwogen de Spranger aan een ander museum dan het Rijks te schenken, zegt hij. „Ik ben een Amsterdammer. Mijn ouders liggen op Zorgvlied begraven.”
Haboldt kocht het schilderij samen met een collega van een Franse privéverzamelaar. In het verleden is het twee keer geveild als werk van Hans von Aachen, net als Spranger hofschilder in dienst van de Habsburgse keizer Rudolf II in Praag. De Tsjechische kunsthistorica Eliska Fucikova, erkend specialist over de kunstenaars in dienst van Rudolf II, stelt in haar onderzoeksverslag dat de piëta van Haboldt door niemand anders dan Spranger gemaakt kan zijn. Ze toont dat aan op basis van de ondertekening, stilistische kenmerken en op basis van Sprangers vriendschap met beeldhouwer Hans Mont, die een terracotta reliëf met vrijwel dezelfde voorstelling maakte. Volgens Fucikova gebruikte Spranger dat reliëf als voorbeeld. De keurmeesters van Tefaf en het Rijksmuseum hebben haar conclusies aanvaard.
Bartholomeus Spranger (1546-1611) is een van de belangrijkste Noord-Europese vertegenwoordigers van het maniërisme, dat volgde op de renaissance. Een aantal Italiaanse kunstenaars probeerde rond 1520 voorgangers als Rafael en Michelangelo te overtreffen. Hun ideale verhoudingen maakten plaats voor overdreven lijven en ingewikkelde poses. Met die vormentaal, een ‘manier’ op zichzelf, probeerden nieuwe kunstenaars emoties en dramatiek uit te drukken.
De nieuwe aanwinst hangt vanaf 1 juni in de zaal van het Rijksmuseum die ook wel de ‘Schatkamer’ wordt genoemd. Het museum en Haboldt doen geen uitspraken over de waarde van de schenking. Op Tefaf bood The Weiss Gallery uit Londen een groter schilderij van Spranger aan met een vraagprijs van 5,5 miljoen euro.