Een winterstop in de lente
QUARANTAINE IN SCHOTLAND In de barre winter ligt alles een paar maanden stil, zag Josephine Rombouts toen ze in Schotland woonde. Nu moet de hele wereld aan die adempauze geloven.
Mijn buurman wist het heel precies te verwoorden: dat moment dat je voelt dat de winterstop is ingegaan. „Als ik thuis achter mijn bureau zit” – hij is freelancejournalist – „en om tien uur ’s ochtends denk: ‘Kijk, daar gaat Shaun op de tractor’, en twee uur later hem weer terug zie komen: ‘Kijk, daar komt Shaun weer terug’, en als ik dan voel dat ik blij ben met die afleiding, dán weet ik dat we weer in de winterstop zitten.”
„Wat vind je van de crisis?”, vragen mensen me.
„Winter in Schotland”, wil ik zeggen, maar zeg ik meestal niet want het lijkt nergens op te slaan. Winters zijn een terugkerend fenomeen en deze pandemie is een one-off, hopen we. Het effect is wel hetzelfde: alles ligt even stil.
Vijf jaar woonde ik met mijn gezin op een afgelegen schiereiland bovenin Schotland. De eerste winter was voor ons stadsmensen een behoorlijke schok. Naar Kerst toe was het een feestelijke drukte, met een veel grotere sociale verplichting dan we gewend waren om kaarten en cadeaus te hebben voor collega’s, kennissen, vrienden en de postbode. Je kon ook niet afzeggen voor de vele kerstborrels, kerstdiners en nativity plays op school. Dan werden we nog gezamenlijk heel dronken met Hogmanay (Oud en Nieuw) en daarna werd het stil.
De wegen sneeuwden dicht en er was voor de boeren en jagers weinig anders te doen dan wat bijvoederen van het vee en het wild. Om de haverklap viel school uit omdat niemand er kon komen. In januari en februari waren er per definitie geen belangrijke toetsen of examens. Als het ijsvrij erg lang duurde, gaven ze wat huiswerk op.
Niemand zat in quarantaine maar het sociale verkeer was minimaal. Het was zes uur licht en in die tijd probeerde je alles te doen dat nodig was, naar je werk te gaan als het kon, van huis uit te werken als je het geluk had dat dat mogelijk was. In de avond trok iedereen zich in zijn warme huis terug. Verkoudheden en de griep waarden rond en niemand had zin om het van een ander te krijgen of aan een ander door te geven. We zaten thuis en deden niet zoveel.
Deze jaarlijkse gedwongen rustperiode was saai en economisch niet erg relevant. Het kwam wel ieder jaar terug dus je wist waar je aan toe was. Er waren geen markten, concerten, festivals of evenementen tot april. Werkgevers en scholen verwachtten weinig productiviteit. Iedereen zat te wachten tot de winter weer voorbij was.
Begin maart kwamen we naar buiten, ogen knipperend tegen het licht. Gek genoeg bleken we elkaar een heleboel te vertellen te hebben. Iedereen had plannen: voor een nieuw kippenhok, een andere baan, een boek, of gewoon zin om weer aan het nieuwe jaar te beginnen. Na de stilstand kwam er een uitbarsting van actie. De sneeuw was gesmolten, de rivieren waren gezwollen, een berg lammetjes moest zo nodig rondspringen en eindelijk kon je weer wat gaan doen! Kom je langs? We geven een feestje. Heb je het al gehoord? De buren gaan verhuizen. Weet je wat: ik ga mijn werk eens helemaal anders aanpakken.
12-maandeneconomie
„De zomers zijn hier zo geweldig omdat de winters zo afschuwelijk zijn”, stelde mijn man op een dag in juli vast. De baai was vol bootjes, het terras van het postkantoor/lunchroom zat vol, we waren op weg naar een picknick met vrienden en hadden er een week opzitten met concerten, vergaderingen en bijeenkomsten. Waar een paar maanden geleden nog doodse stilte heerste, bruiste het om ons heen van activiteit.
Terug in Nederland besefte ik dat we niet alleen een 24-uurseconomie hebben omhelsd maar ook een 12-maandeneconomie. Er zijn wel vakanties maar geen pauzes. Vakanties zijn er om dingen te ondernemen, seizoenswerkers komen uit de startblokken, gezinnen gaan bergen beklimmen en stranden afstruinen, steden moeten bezocht en in verre zeeën moet gedoken worden. Na de zomeravonturen gaat het in flink tempo door in een nieuw schooljaar, een actieve start op het werk en de herfst vliegt voorbij. De kerstvakantie is: feestdagen afwerken, aan examens beginnen, deadlines halen en weer verder.
Er zijn wel seizoenen maar ze nopen niet meer tot stilstand. Het licht gaat aan, de verwarming gaat hoger en alle eisen en verwachtingen gaan gewoon door. Alleen een pandemie kan alle stekkers eruit trekken.
Zo snel als ik was gewend aan een jaarritme, zo hard trok ik mezelf ook weer in een 12maandeneconomie. Mensen zijn toch waarlijk groepsdieren: als iedereen stopt, stop je ook, als iedereen zo hard mogelijk doorrent, ren je mee.
Ja, ik mediteerde ’s avonds en probeerde mindful een kopje thee te zetten. Maar als mijn werkgevers actie verlangen, kom ik in actie. Mailtjes, appjes, afspraken, vergaderingen, de stroom nam me gewoon weer mee.
De dag dat de scholen dichtgingen, kregen we een mail waarin ook stond dat er dan wel geen school was maar dat de leerlingen zeker niet moesten denken dat het vakantie was! Een strenge waarschuwing tegen ontspannen en versloffen. De stroom huiswerk en Zoom-lessen die op gang kwam, voorkwam enige ledigheid en lanterfanten.
Griezelig lege agenda
Voor mijzelf als zzp’er lag dat anders. Er was opeens een griezelig lege agenda. Eng leeg. Financieel debacle leeg. En toch, ergens, was er een diep uitademen. Hè hè, het hield even op.
In maart, dat was wel een beetje vreemd, want juist nu wilde ik met van alles aan de slag.
Bijna schuldbewust begon ik mijn eigen gang te gaan. Wat stond er bovenaan mijn eigen agenda nu alle afspraken met werkgevers waren weggevaagd? Wat was het werk dat ik mezelf wilde geven? Gek genoeg verschilde dat weinig van dat van mijn buren: we gingen met z’n allen naar het tuincentrum. Lente, nieuw begin, nieuwe plantjes, is blijkbaar nog steeds een instinctief ritme.
Het tuininstinct werd wel heel verschillend ingevuld: de ene buur betegelde zijn complete voortuin en maakte er een zitje, de ander knutselde een zandbak voor de kinderen, er werden groentetuintjes aangelegd en vijvers gegraven.
Na deze actie kwamen mensen naar een nog dieper punt op hun persoonlijke agenda: iets doen dat geen nut heeft maar waar je blij van wordt. Zuurdesem kweken om brood te bakken, een boek lezen dat niet in de toptien staat, een cello kopen zonder kans op les. Het onderschrift van mijn vrienden bij de foto’s die ze ervan appen, is altijd hetzelfde, beetje verontschuldigend: ‘Het slaat nergens op maar ik word er blij van.’
Na de eerste hausse huiswerk kwamen er ook gaten in de dagen van de kinderen. Ik zag in de buurt jongetjes met waterpistolen, nooit eerder gezien, ik hoorde de kinderen van de buren urenlang in de tuin spelen, nooit eerder gehoord, mijn tienerzoons gaan de zolder op en besluiten de bak losse stukjes lego, waar ze zich al jaren te groot voor voelen, weer eens op te halen. Ze proberen nu de stukjes terug te brengen tot de oorspronkelijke graafmachines en treinen om die dan te motoriseren. Een vriendin stuurt een foto van een muurschildering van drie bij drie meter. Haar dochter tekende altijd graag maar deze zee van tijd nodigde haar uit om het eens wat groter aan te pakken: klaprozen en korenbloemen spetteren in een soort grafische pop-artstijl van de muren.
Een winterstop in de lente. Een adempauze die tot de uitvinding van het elektrische licht ingebouwd was in het jaar. Onverwacht moet de hele wereld eraan geloven.
Als ik uit mijn raam in de stad kijk, kan ik nu ook de mensen tellen: kijk daar gaat de buurvrouw met de hond. Oh, daar is ze weer terug.
De volgende pandemie mag wat mij betreft in de winter vallen.
Begin maart had iedereen plannen: voor ’n kippenhok, een andere baan of een boek