Aria leefde in de schaduw van de geschiedenis
Door het coronavirus overlijden meer mensen dan gemiddeld. Aria de Vries, moeder van zes kinderen, werd 88.
Bij dé gebeurtenis die het leven van Aria de Vries misschien wel het meest heeft gestempeld was ze zelf niet aanwezig. Daarvoor moeten we terug naar het oorlogsjaar 1943, toen in Loods 24 te Rotterdam de 11-jarige Leo op het punt stond op de trein met eindbestemming Auschwitz gezet te worden. Toen hij zijn moeder kwijtraakte in het gedrang trapte een SS’er hem terug de loods in. „Door die trap vloog hij precies de goede kant op”, vertelt haar dochter Alida (64) daar nu over.
Leo vond zijn moeder uiteindelijk terug in een geïmproviseerd ziekenverblijf in een vergeten hoek van de loods. Ze moest eerst aansterken voordat ze op transport kon, maar voor het zover kwam, vluchtte ze naar de Achterhoek en dook ze onder. Leo werd naar een kinderloos echtpaar in Bergschenhoek gebracht, dat in het verzet zat. Met dank aan zijn blonde haren ging hij tot de bevrijding voor ‘Henk van der Voorde’ door, die na het tweede bombardement op Rotterdam, in maart 1943, wees geworden zou zijn.
Na de oorlog heette Henk al gauw weer Leo. Toch besloot hij als enige van zijn ernstig uitgedunde familie in Nederland te blijven. Zeer tegen de zin van zijn orthodoxjoodse moeder bekeerde hij zich tot het gereformeerde geloof (vrijgemaakt) van zijn pleegouders. En via het rijke gereformeerde verenigingsleven kwam Aria, die twee huizen verderop woonde, in zijn leven. Hun vriendschap groeide uit tot een huwelijk waar zes kinderen uit voortkwamen. Alida: „Ze vond hem aanvankelijk maar een pedant mannetje uit de stad, vol praatjes. Maar ze hebben elkaar toch gevonden.”
Volgens dochter Ans (62) wierp de oorlog een zware schaduw over haar moeders leven. „Haar man had een levensgroot trauma, waar hij tot laat in zijn leven niet over sprak. Dat maakte hem tot een driftkikker.” Alida: „Zelfs tijdens onze gezinsvakanties vluchtte hij daarom vaak naar ‘de tuin’, de plek waar hij samen met Tante Ma – de vrouw die zich in de oorlog over hem ontfermd had – en haar man een groentebedrijf in Nootdorp bestierde.”
Op 12 mei 2020 overleed Aria de Vries op 88-jarige leeftijd aan de gevolgen van Covid19. Enkele maanden daarvoor, op 24 januari, was ze door haar kinderen naar verpleeghuis De Eykenburg in Den Haag gebracht. Zes weken later sloten daar de deuren wegens het virus.
„Ze was niet gauw sikkeneurig en doorgaans dankbaar ingesteld”, vertelt Alida. „Maar dit vond ze verschrikkelijk.” Ans: „Ze had nauwelijks kunnen wennen aan die plek en het personeel kende haar nog amper. En toen zat ze daar ineens. alleen op haar kamer.” Alida: „Aanvankelijk mocht ze die kamer zelfs niet uit. Nou, leg dat maar eens uit aan een dementerende vrouw. Als ze per ongeluk toch eens de gang op ging, raakte het personeel direct in paniek.”
Bezoeken mochten de zussen hun moeder pas weer toen ze ‘terminaal verklaard’ was, vier dagen voor haar overlijden. „Twee bezoekers met haar man Leo en een aantal van haar kinderen. per dag. Maar ja, we zijn met zijn zessen, dus dat hield niet over.”
Van top tot teen ingepakt in beschermende kleding zongen ze kerkliederen voor hun moeder en lazen ze voor uit de Bijbel. „Maar na drie uur in zo’n pak zonder te kunnen eten of plassen moet je toch een keer weg”, vertelt Alida. Haar bezoek op Moederdag, 10 mei, was de laatste keer dat ze haar zag.
Ze nemen het verzorgend personeel liever niets kwalijk, maar schrijnend waren die laatste weken volgens hen zeker. „Op het laatst werkten er bijna alleen nog stagiaires. Die missen simpelweg het overzicht. Ze kregen nog geen stukje pizza in de oven”, vertelt Ans. „Al met al moeten we de Heer misschien ook wel danken voor die corona. Het zorgde er tenminste voor dat ze niet nog langer in dat verpleeghuis hoefde te blijven.”
Wat de twee nog boos maakt, is het gevoel dat uitgerekend deze generatie in de crisis door iedereen vergeten leek. Ans: „Van de IC’s kreeg je van iedere nieuwe opname en elk overlijden zo’n beetje bericht. Maar degenen die onze ouderen verzorgen, kregen niet eens voldoende bescherming.” Ze hadden hun moeder, die haar hele leven al in de schaduw van de geschiedenis en van anderen leefde, een waardiger afscheid gegund.
Bij een eventuele volgende golf van het virus zouden mantelzorgers juist moeten worden ingeschakeld, menen de beide dochters. Alida: „Als wij beschermende kleding dragen, kunnen we het personeel ontlasten. Wie weet er beter wat onze moeder nodig heeft dan wij, haar kinderen? Het steekt dat we zelfs niet bij haar mochten waken.”