Op de stoep groeit meer dan onkruid
Herondekt samen met alle kinderen van Nederland stoepkrijt. Hij maakt geen hinkelbaan, maar brengt plantensoorten in kaart: Botanical chalking.
Een van de vrolijkere gevolgen van het coronatijdperk is zichtbaar op stoepen en straten: stoepkrijt is terug. Met dezelfde snelheid waarmee het verkeer en de stadsdrukte is afgenomen, hebben kinderen hun plek in de openbare ruimte weer ingenomen. Omdat ze toch niet of weinig naar school hoeven, zijn ze als nooit tevoren weer op straat gaan spelen, voetballen en hinkelen. En: ze zijn weer gaan stoepkrijten. Op steeds meer plaatsen – en niet alleen op de trottoirs – duiken tekeningen op, hinkelpaden of speurtochtaanwijzingen.
Sinds kort heb ik me, als volwassen man, bij de stoepkrijters gevoegd. Bijna dagelijks ga ik op pad met een setje dikke krijtjes. Maar niet om een hinkelpad te schetsen. Nadat bij toeval in mijn twittertijdlijn @stoepplantjes voorbijkwam, was ik verkocht. Mijn nieuwe hobby is botanisch stoepkrijten.
Dankzij @stoepplantjes – een idee van Thal Jonas van de Leidse Hortus
– ben ik een fervent botaniseerder
Straatvondsten in Utrecht: geworden. In een heel ver verleden ben ik nog weleens met Heukels’ Flora van Nederland op pad geweest, maar het stapsgewijs en systematisch determineren was niet echt aan mij besteed. Nu is er een app, die op basis van een enkele foto in een handomdraai laat weten of het
Kleine ooievaarsbek, en een witte rapunzel of een rode schijnspurrie betreft. Een foto, een naam, en met krijt schrijf ik de naam bij het soms onooglijke plantje. In Frankrijk en Engeland schijnt ‘botanical chalking’ al een hype te zijn. Zo krijgen non-descripte groene plantjes een identiteit en hopelijk ziet de volgende voorbijganger dat er meer op de stoep groeit dan onkruid.
Een wandeling door de wijk wordt op deze manier een ontdekkingstocht. Want de stadsnatuur wordt steeds wilder. Het strakke snoeiregime, waarbij de plantsoenendiensten het gras kort en de stoepen en straten groenvrij hielden, is verleden tijd. Of het nu komt door ecologisch beheer of vanwege bezuiniging; het levert mooiere straten op. De geest is uit de fles, want de planten en kruiden zaaien zichzelf steeds verder uit en groeien onstuitbaar verder.
Natuur moet in toom gehouden worden, anders neemt zij het binnen de kortste keren over – zoals Alan Weisman ruim tien jaar geleden al zo overtuigend aantoonde in zijn boek The World Without Us.
Op mijn botanische stoepkrijtwandelingetjes ben ik al van alles tegengekomen: akkerklokjes, kruipklokjes, robertskruid, muursla, rotsooievaarsbek, gewone melkdistel, gele helmbloem, fijnstraal, stinkende gouwe, hondsdraf, Canadese guldenroede, overblijvende ossetong, witte rapunzel, klein glaskruid, moederkruid. En dat allemaal in een straal van nog geen honderd meter rond mijn huis.
Mijn favoriet zijn de ‘klokjes’. De paarsblauwe campanula’s veroveren de stad stormenderhand. Voor een deel zijn het ‘tuinvlieders’, die vanuit tuinen en plantenbakken de oversteek naar de stadswildernis hebben gemaakt, maar het zijn ook wilde campanula’s, waarvan een aantal op de rode lijst van beschermde planten staat. De stad blijkt een ideale biotoop om te verwilderen.