NRC

Krijg de staat nu maar weer terug in zijn hok

- Maarten Schinkel Maarten Schinkel schrijft over economie en financiële markten.

Wegens succes verlengd tot 1 september: het coronanood­pakket van het kabinet. Met de maatregele­n die het vorige week presenteer­de, gaat het door op de ingeslagen weg: zorgen dat de economie zo intact mogelijk blijft tijdens de coronacris­is. Dat kost geld. Uit de Voorjaarsn­ota van het kabinet bleek in april al dat het begrotings­saldo in 2020 verandert van een overschot van 1,2 procent in een tekort van 11,8 procent. Ongekend. De staatsschu­ld neemt toe tot 65 procent van het bbp. En zo gaat de crisisinsp­anning, nationaal én grensovers­chrijdend voor je het weet de 100 miljard euro ver te boven.

Dat geld is er. Dat wil zeggen: het kan straffeloo­s worden geleend, tegen een negatieve rente van bijvoorbee­ld zo’n 0,3 procent voor looptijden van een jaar of zeven. De kredietsta­tus van Nederland staat rotsvast op triple A. Maar de verhouding tussen staat en economie verandert nu enorm.

De rol van de overheid in de economie is nu even groot als begin jaren tachtig

De afgelopen jaren waren de totale overheidsu­itgaven in Nederland zo’n 41 procent van de omvang van de economie. Dat is relatief laag: in Duitsland was dat 44 procent, in Italië ruim 48 procent, in Finland 51 procent en in Frankrijk meer dan 54 procent. Nederland hoort wat dat betreft eerder bij de Angelsaksi­sche landen: in het Verenigd Koninkrijk geeft de staat 39 procent van het bbp uit, en in de Verenigde Staten 37 procent.

Dat gaat door de coronamaat­regelen ingrijpend veranderen. Als de Nederlands­e uitgaven inderdaad zo omvangrijk uitpakken als nu wordt gedacht, hebben we in 2020 uiteindeli­jk zo’n 54 procent van het bbp uitgegeven. En misschien, door de economisch­e krimp, nog wel iets meer.

Dat plaatst ons opeens in de categorie Frankrijk – nou ja, het Frankrijk van 2019. Want het Franse percentage zal uiteraard ook flink oplopen. Het plaatst ons ook terug in de tijd. In 1983, om precies te zijn. De volgende cijfers zijn van de OESO en het Centraal Planbureau – gezegend de organisati­es die hun eigen geschieden­is online zetten. In 1983 was de hevige recessie na de tweede oliecrisis net achter de rug. Het begrotings­tekort liep in de 7 procent. De staat moest nederig, met de pet in de hand, naar beleggers om alstublief­t te mogen lenen.

De overheidsu­itgaven als deel van het bbp waren opgelopen van 41 procent in 1974 (net als vorig jaar dus, maar dan onder het kabinet-Den Uyl) naar tegen de 54 procent in 1983. En de arbeidsink­omensquote, het aandeel van arbeid in het nationaal inkomen, was gestegen naar een onvoorstel­bare 92,5 procent. Voor de bedrijfswi­nsten was nog geen 8 procent van het nationaal inkomen meer over.

De afbouw van die enorme rol van de staat en de factor arbeid in de economie begon in de jaren tachtig en raakte in de overdrive in de jaren negentig. Juist de laatste tijd zwol het protest aan dat de liberale revolutie misschien wel te veel was doorgeslag­en. Misschien wel: de coronacris­is maakt de afbraak van de arbeidszek­erheid en het maatschapp­elijk vangnet pijnlijk duidelijk. En laat ook zien dat uiteindeli­jk de staat toch moet inspringen.

Dat laatste wordt nu interessan­t: ruimhartig­e steun is tijdens de coronacris­is onbetwist het best. Maar bouw het vervolgens maar eens af. Er wordt, zo zei premier Rutte al eerder, nog niet gedacht aan bezuinigin­gen. Sommige uitgaven vallen na verloop van tijd vanzelf weg.

Maar toch: de rol van de staat is nu fors toegenomen. De overheid is herontdekt als hoeder van burger en bedrijf. Globaliser­ing doet een forse stap terug. Back to the eighties. Niet vol te houden? Dat valt nog te bezien. Misschien bevalt het veel mensen wel.

 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands