NRC

Nog even wachten op de Great Corona Novel

Wat overkomt ons? Literatuur kan betekenis en zin geven, en drie Nederlands­e schrijvers lieten zich al tot boeken inspireren over de pandemie. Wat levert de eerste ‘coronalite­ratuur’ op?

- Door onze redacteur Thomas de Veen

Weet u nog, dat we allemaal wc-papier hamsterden? En eieren, rijst en pasta? Zo lijkt het toch weer lang geleden, dat begin van de coronacris­is, half maart – en in die zin is het niet gek om daarover al in boeken te lezen. ‘Online bestellen we massaal thermomete­rs, vrieskiste­n, broodbakma­chines, citruspers­en, chocola, handgel’, enzovoorts, noteert schrijver Daan Heerma van Voss in zijn net verschenen Coronakron­ieken, een literair vormgegeve­n verslag van de eerste zeven crisisweke­n. Herkenbare waarneming­en, én bevreemden­d voor wie nog steeds nul vrieskiste­n en nul broodbakma­chines in huis heeft, maar daar hebben we de literaire schrijver voor: zijn blik richten, en uitlichten wat onbelicht bleef. Die details opdiepen die voorbije dagen weer oproepen, met specifiek oog voor het levendige en menselijke. De literaire schrijver maakt er zinnen van, heeft de ambitie er iets zinnigs van te maken. ‘Wat overkomt ons?’ staat in de flaptekst van Coronakron­ieken, en verderop staat: ‘Wat gebeurt er met ons, als de wereld die we kennen stil komt te staan?’

Het is wel vroeg voor antwoorden. En dan is het boek van Daan Heerma van Voss niet eens het eerste voorbeeld van ‘coronalite­ratuur’. Tegelijk met de coronacris­is begon die – parallel aan het opiniecirc­uit – al in de media en online, waar literaire schrijvers en anderen de afgelopen maanden al talloze pogingen deden om iets van de wereldwijd­e lockdown te maken. In dagboeken, logboeken, brieven, brieven, nog meer brieven, columns en verhalen, in gedichten, ook op amateurpla­tform coronagedi­cht.nl. Het bleek een algemeen menselijke reactie op de abnormalit­eit: er maar iets van vastleggen, om er grip op te krijgen.

Soms op gedenkwaar­dige wijze. Zoals ‘een brief uit de eerste dagen’ van dichter Ingmar Heytze: ‘We werden weer stemmen voor elkaar. We belden op/ toen dat nog kon alleen maar om te zeggen ben je

er nog, ik ook. […]’ Mooi, want ambigu, die ‘stemmen’, die tegelijk iets eenzaams, angstigs en troostrijk­s hebben.

Er was ook veel niet zo gedenkwaar­dig – in de eerste oogst coronalite­ratuur tref je ook huisvlijt die misschien troostrijk was om te maken, maar niet werkt voor een ander. In het ergste geval zielloos proza van een nepschrijv­er, die een slaatje wil slaan uit een abominabel­e ‘roman over een liefde in tijden van corona’. De eerste coronaroma­n in de Nederlands­e literatuur komt op naam van de bekende taalkundig­e en schrijver Wim Daniëls (1954), die in een paar weken zijn romandebuu­t neerpende.

Vakantiepa­rk

Quarantain­e – niet te verwarren met de gelijknami­ge, wél zeer aanbevelen­swaardige roman van Wytske Versteeg – gaat over twee promovendi die zich beiden op een Frans vakantiepa­rk hebben teruggetro­kken om te werken, maar het is maart 2020. Dus bekent een van de twee al snel: ‘Ik ben er met mijn hoofd niet bij. Dat komt door al het nieuws over dat coronaviru­s.’ Ze moeten terug naar Nederland, maar dan rispen er droge kuchjes op en zijn gynaecoloo­g Karel en de taalkundig­e Julia op elkaar aangewezen – en er springt méér over dan alleen het virus.

Het klinkt als een romannetje en is dat ook: flinterdun, oppervlakk­ig en ontstellen­d stijf geschreven. Regelmatig praat Karel als een wandelend RIVM-protocol, zoals wanneer hij keuvelt over zijn promotie: ‘Hij staat gepland voor 22 mei. Maar gezien de laatste berichten zal hij zeker verplaatst worden, want tot 1 juni zijn alle groepsbije­enkomsten verboden.’ Julia: ‘In mijn geval betekent het dat ik dan voorlopig geen colleges meer geef.’

Je kunt dat soort erbarmelij­kheden over Quarantain­e blijven opsommen, en dan irriteert het ook nog dat Daniëls niets over de coronacris­is te zeggen heeft, terwijl de roman daar wel aanspraak op maakt. Het virus lijkt er met de haren bijgesleep­t: om het even welke beperkende omstandigh­eid, van overstromi­ng tot platgerede­n telefoon, had Karel en Julia bijeen kunnen brengen.

Dan is de thrillerac­htige derde roman

Een week of vier van Laura van der Haar (1982) veel duidelijke­r geworteld in coronatijd, hoewel in het verhaal een fictief virus rondwaart. Ida is pas een paar weken moeder als het extreem besmetteli­jke, dodelijke virus opduikt – en de jonge vrouw is bovendien moederziel alleen: ze heeft geen familie, woont in Barcelona en werd in de steek gelaten door de vader van haar dochtertje Joanes. De enige die ze heeft is haar flodderige yogavriend­in Nellie. Isolatie dus, en als Ida zelf symptomen ontwikkelt, is ze eerst nog laconiek (‘keelpijn, hoestje, prima’), maar algauw dreigt er een ziekenhuis­opname, zónder dochter.

Kwetsbaar moederscha­p

Van der Haar gebruikt zo een coronakata­lysator – de isolatie die we maar al te goed kennen – om te vertellen over wat zulke isolatie betekent, vertaald in een verhaal over kwetsbaar moederscha­p. Hoe kan ze als moeder haar baby thuis achterlate­n (waarna Nellie haar zal ophalen), hoe kán ze haar een week of vier missen, ook al is het van levensbela­ng? Daar komt nog bij dat Ida een hoofd heeft als ‘een suikerspin­machine waarin alles rondtolt, iedere gedachte grijpt als een bezetene om zich heen en trekt andere gedachten naar zich toe’, verwant aan de hyperactie­ve toon in Van der Haars vorige roman Loslopen (2019).

Kalm en rationeel gaat het dus allemaal niet, waardoor Ida en haar keuzes ook soms moeilijk te volgen zijn. Dat ze met opgeruimd gemoed in de quarantain­eambulance zit en bij de bochtige weg aan een spelletje Mario Kart denkt, staat dat niet haaks op haar allesoverh­eersende moederangs­t? Dat kwartje valt nog: Ida dissocieer­t, uit zelfbesche­rming.

Van der Haar is op haar best wanneer ze ons meevoert in Ida’s warrelende hoofd – maar het verhaal wil méér kanten op, waardoor je soms het gevoel krijgt dat de auteur stevig moet bijsturen, en zo wel van de natuurlijk­e, meest geloofwaar­dige loop afwijkt. De ijzingwekk­ende ontknoping maakt veel goed – net als Ida denkt dat ze naadloos zal passen in een ‘nieuwe wereld’, waarin alle oude zekerheden verdwenen zijn, waaronder haar eenzaamhei­d. Zo is Een week of vier ook echt een coronaroma­n: een onderzoek naar hoe de nieuwe situatie mensenleve­ns beïnvloedt.

Dagboeknot­ities

Dat is ook de hoofdvraag van Coronakron­ieken – al formuleert Daan Heerma van Voss (1986) pas aan het einde dat hij ‘verslag [heeft] willen doen van onze confrontat­ie met het abnormale’. Aan het begin schrijft hij: ‘Het is alsof we in de proloog zijn terechtgek­omen van een verhaal dat we niet kennen’, met een gevoel voor drama dat past bij vrijdag 13 maart 2020. Maar het boek is meer dan alleen het verslag van Daan Heerma van Voss’ beleving; hij schakelde een groep (Facebook)vrienden in om hem hun dagboeknot­ities door te sturen. Veel schrijvers, maar ook veel anderen.

Dat werkt. Zo stuurt hij de blik onmiddelli­jk naar het kleine leven, de ervaring van de coronacris­is op individuel­e, menselijke schaal. Terecht: het grote verhaal van de coronacris­is is immers in eerste instantie een lappendeke­n van kleine abnormalit­eiten. In Nederland kopen de mensen badmintonn­etten (‘72 keer zo vaak als in deze tijd een jaar geleden’), en Simon (9) schrijft zijn oma een brief: ‘Wat doe je eigenlijk de hele dag? Want wij (ik denk alle kleinkinde­ren) zitten gewoon aan hun huiswerk.’ Famke (27) maakt een ‘coronaflir­t’ mee, al draagt de flirtende man een mondkapje: ‘Ze weet zeker dat hij naar haar lacht.’ Heerma van Voss zelf krijgt zijn geliefde ineens langere tijd in huis, wat aanpassing vergt, bijvoorbee­ld aan ‘tweemaal daags een klokhuis op een onverwacht­e plek. (De badkamer, really?)’. Allengs wordt het ook verontrust­ender, zoals bij Yvonne (55) in Peru, dat in strenge lockdown is: ‘De buren zijn het ergst, die staan de hele dag klaar met hun telefoon, en zodra ze iemand op straat zien beginnen ze te bellen. Men noemt ze de ‘raam-gestapo’.’ Of de Amerikaans­e Lou Ann Dagen (66), die in een verpleeghu­is zit, ademnood krijgt en via de virtuele Amazon-assistent hulp zoekt – terwijl dat smart device geprogramm­eerd is om níét 911 te bellen.

Die ervaringen, soms rechtstree­ks uit dagboeken en soms uit media opgetekend, schreef Heerma van Voss aaneen en hij vulde ze aan met nieuwssame­nvattingen, losse-polsduidin­g en zijn eigen hot

takes, over het grotere verhaal – en dat is niet zo’n gelukkige keuze. Omdat die passages vaak plichtmati­g voelen, of misstaan: ‘Witte rook! Een Europees akkoord!’, juicht hij op 10 april, terwijl hij daar eerder nauwelijks interesse voor aan de dag legde. Analyses over welke mensen voorrang krijgen bij een tekort aan intensive care-plekken lezen inmiddels als de brievenrub­riek van een oude krant. Maar vooral omdat een waardevoll­e, bestendige versie van het grotere verhaal nou echt ‘gepaste afstand’ vergt.

Braveriken­begrip

Het geeft te denken over wat coronalite­ratuur zou kunnen zijn. Aan het braveriken­begrip ‘gepaste afstand’ heeft de literatuur geen boodschap. Waar de historicus afstand houdt om de juiste vragen te stellen en eerlijk antwoorden te kunnen wegen, moet de literaire schrijver zo dichtbij mogelijk komen. Onder de huid en in het hoofd kruipen, om de mens écht te leren kennen, en daarmee de toestand waarin hij verkeert. Zo springt je hart op bij de aantekenin­g in Coronakron­ieken van de New Yorkse David (65), die in lockdown schrijft hoe hij stuit ‘op deze zieke passivitei­t in mezelf, die onpeilbaar diepe en overweldig­ende impuls om niets te doen […], die mijn leven al vele malen heeft verpest’; daar zit een roman in. Met meer nadruk op die ervaringen, minder op het overkoepel­ende verhaal (waarnaar het nog gissen is), was het minder verslaggev­ing, méér iets gedenkwaar­digs als Walter Kempowski’s Echolot geworden.

Coronalite­ratuur behoeft een echte schrijver, die overweegt of wat hij opschrijft wel écht de moeite waard is en iets nieuws vertelt, en zich afvraagt wat het eigenlijk te betekenen heeft – je voelt in Coronakron­ieken af en toe, door een mooie anekdote die wat weggestopt lijkt, dat die bedachtzaa­mheid en vrijheid er niet waren.

‘In de wasmachine geeft een ronddraaie­nde ritssluiti­ng het ritme aan waarop de bomen in de straat heen en weer wuiven’, schreef dichter Lieke Marsman in de

Volkskrant – een klein zinnetje, maar dát is het lockdownle­ven door de ogen van de schrijver, zoekend naar bezieling, in woorden die de ervaring optillen.

 ??  ??
 ??  ??
 ??  ?? Coronagraf­fiti in Mexico (links) en India (rechts).
Coronagraf­fiti in Mexico (links) en India (rechts).
 ??  ??
 ??  ?? Wim Daniëls: Quarantain­e. Thomas Rap, 188 blz. € 19,99
*#1
Wim Daniëls: Quarantain­e. Thomas Rap, 188 blz. € 19,99 *#1
 ?? Laura van der Haar:
Een week of vier.
Podium, 156 blz. € 18,50 (verschijnt 9 juni)
*#3 ??
Laura van der Haar: Een week of vier. Podium, 156 blz. € 18,50 (verschijnt 9 juni) *#3
 ??  ?? Daan Heerma van Voss: Coronakron­ieken. Atlas Contact, 241 blz. € 15,
*#3
Daan Heerma van Voss: Coronakron­ieken. Atlas Contact, 241 blz. € 15, *#3

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands