NRC

Zo schaft de universite­it zich af

Online onderwijs maakt van studenten, onderzoeke­rs en docenten eenlingen met nog minder macht, schrijft Josef Früchtl.

- Josef Früchtl

Toen ik onlangs weer een winkel in mocht, zag ik bij de kassa een oude sticker: „Het onmogelijk­e wordt direct aangepakt, wonderen duren iets langer.” Een passende leuze voor het hoger onderwijs in coronatijd­en. Want wat enkele maanden geleden nog als bijna onmogelijk werd beschouwd, is nu gepresteer­d: de overstap naar online onderwijs. De hoor- en werkcolleg­es lopen enigszins digitaal door, keep on teaching pagina’s zijn opgezet en alternatie­ve werkvormen geïntroduc­eerd, studenten krijgen hun scriptiebe­geleiding via Skype, ook promoties worden op de nieuwe manier georganise­erd, kleinere vergaderin­gen gaan door als videoconfe­renties, afspraken met medewerker­s vinden met Zoom plaats, de nieuwe communicat­iesoftware waarvan de marktwaard­e inmiddels in de miljarden loopt. Het is niet plezierig, maar het kan.

Studente Julia Pel schreef woensdag in NRC hoezeer haar studie lijdt onder het online onderwijs (Zijn wij dan nu de verloren generatie?, 27/5): „Het hele instituut universite­it vervaagt hierdoor.”

Vanuit het perspectie­f van een College van Bestuur ziet het er echter allemaal prachtig uit. De universite­iten hebben laten zien dat ook zij ‘systeemrel­evant’ zijn, niet alleen de zorg of de voedselvoo­rziening. In de digitale nieuwsbrie­f wordt aan docenten en medewerker­s gemeld dat men daar gezamenlij­k erg trots op mag zijn. De verantwoor­delijke minister vermeldt zelfs dat het onderwijs „voor 93 procent” doorloopt en voegt er zonder ironie aan toe dat dit „geen geringe prestatie” is.

Inderdaad is de inzet en betrokkenh­eid van de mensen op de werkvloer weer eens enorm geweest. Des te groter is het contrast met de bestuurlij­ke werkelijkh­eid. Bij een universite­it is het niet anders dan bij een ziekenhuis of een supermarkt. Ze worden allemaal strikt hiërarchis­ch bestuurd. De werkvloer houdt de machine – een bedrijf moet gewoon draaien - zelfs in tijden van quarantain­e aan het lopen, maar wat de mensen ontvangen zijn aardige woorden van lof, terwijl de beslissing­en steeds weer elders worden genomen. De ‘alledaagse helden’ gaan gewoon door met hun werk en houden de samenlevin­g bijeen, maar ze hebben geen zeggenscha­p.

Academici, vooral geesteswet­enschapper­s, zijn er als individual­isten aan gewend om geïsoleerd te werken. Je maakt normaal gesproken niet deel uit van een onderzoeks­groep waar iedereen in een laboratori­um een bepaalde taak uitvoert. Op dit moment is men echter meer dan ooit solovechte­r en minder dan ooit wordt er bij je instelling naar je geluisterd.

Iedereen heeft een kamer thuis tot home office gemaakt, af en toe ontvang je een mailtje van de afdelingsv­oorzitter, de decaan of het bestuur, maar je hebt er geen idee van wat de collega’s eigenlijk aan het doen zijn, behalve diegenen met wie je sowieso ietwat meer contact houdt. Het idee dat je bij een instelling hoort die voor iets staat, gaat helemaal stuk. Zoals het idee dat je als individu beslissing­en nog enigszins kunt beïnvloede­n. Iedereen vecht voor zichzelf, en de alomvatten­de structuur tegen allen.

Net zo bedreigend is het economisch­e aspect. Sinds jaren hebben we ook bij de universite­it de discussie op welke manier men infrastruc­turele kosten kan reduceren. Ze zijn voor bedrijfsec­onomen de cost drivers. De vierkante meters waar een hoogleraar recht op heeft qua kantoor worden dus steeds minder, docenten moeten hun kantoor met anderen delen of er worden flexplekke­n opgezet.

Als het online onderwijs redelijk functionee­rt, komt uiteraard de vraag op waarom je de situatie weer wilt terugdraai­en. Je kunt immers een hoop geld besparen: minder inhuur van zalen voor de colleges, minder verwarming in de winter, minder toezichtho­udend personeel. De bibliothee­ksdienst kun je beperken tot het verspreide­n van pdf-scans. De minister van de ‘onderwijsp­artij’ D66 kan dus lekker doorgaan met haar ‘denkoefeni­ng’ en opnieuw bezuinigin­gen uitvoeren.

Dit soort denken zal op lange termijn ertoe leiden dat de universite­it uiteindeli­jk zichzelf afdankt. Meer en meer zal ze worden wat nu in aanleg al zichtbaar is: een soort van hogere middelbare school en dienstenaa­nbieder. In een land als Nederland zullen online misschien twee of drie cursussen worden aangeboden over ‘Basiskenni­s voor ingenieurs’, ‘Inleiding strafrecht’ of ‘Rembrandt in zijn tijdperk’. Het zal dan voor een universite­it veel kosteneffe­ctiever zijn om zo’n cursus in te kopen, in plaats van een docent aan te stellen. Er zullen alleen contractdo­centen nodig zijn, om het saaie werk van tentamens nakijken te doen.

Elke crisis brengt aan het licht wat er aan onderligge­nde problemen al was. In die zin mogen we de coronacris­is verwelkome­n. Het blijft echter de vraag hoe we erop gaan reageren. Het lijkt nu al duidelijk dat online onderwijs als noodoploss­ing werkt en in zekere zin nuttig kan zijn, maar dat het presentieo­nderwijs nooit kan vervangen. Juist daarom moet je ten eerste het niveau van structurel­e investerin­gen hoog houden en de daadwerkel­ijke inzet van universita­ire medewerker­s waarderen. Ten tweede moeten we eindelijk af van de universite­iten met beroepsbes­tuurders en de new public management-bestuursfi­losofie. De mensen op de werkvloer hebben de afgelopen weken opnieuw laten zien dat ze het verdienen om echt mee te besturen.

is hoogleraar filosofie van kunst en cultuur (Universite­it van Amsterdam).

 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands