Wraak nemen in de maand mei
Wraak is een gerecht dat koud moet worden opgediend. Ik moest aan die uitspraak (van Napoleon III, Joseph Goebbels of Mario – The Godfather – Puzo) denken toen ik Peter Handkes Das zweite Schwert. Eine Maigeschichte las. Het verscheen begin dit jaar, enkele maanden nadat de Oostenrijkse schrijver de Nobelprijs voor Literatuur was toegekend. Sommigen zagen het als een tegenaanval op zijn critici, die hem – terecht – verweten de genocide in Srebrenica van 1995 te ontkennen en het handelen van de Servische leider Slobodan Milosevic moreel te rechtvaardigen.
Zelf beschouw ik die zonden als een uitvloeisel van Handkes conservatieve romantische geest, die er geen vrede mee had dat zijn geliefde Joegoslavië uiteenviel – zijn grootvader en moeder hadden Sloveense wortels. Handkes essays over die oorlog getuigen bovendien van een behoorlijk gebrek aan kennis van wat er in die bloedige jaren op de Balkan werkelijk is voorgevallen.
Het verbaast me daarom niet dat Handke, die als een kluizenaar in de omgeving van Parijs leeft, in Das zweite Schwert schrijft dat hij niet van de actuele toestand van de wereld op de hoogte is. Hij voelt zich daar schuldig over, maar beseft tegelijkertijd dat hij zich gewoon niet interesseert voor de ‘huidige catastrofes, massamoorden, aanslagen’. Het is typisch Handke dat hij meteen daarna begint te vertellen over een duimgrote meikever die hij op zijn pad tegenkomt. Een insect dat uitgestorven zou zijn. Dat weet hij nou weer wel.
Das zweite Schwert leest als een groot gedicht. Tegelijkertijd is het een geweldsfantasie van een schrijver, die na jarenlang ‘onderweg’ te zijn geweest in de omgeving van zijn huis in de buurt van Parijs, niet van plan is om nog verder de deur uit te gaan. Totdat hij in een opwelling besluit wraak te nemen op de vrouw die jaren eerder zijn moeder er in een krant van heeft beschuldigd dat ze stond te juichen toen Oostenrijk in 1938 door Hitler werd geannexeerd. Maar als het erop aankomt gaat het helemaal niet om die vrouw, maar om wat hij op weg naar haar toe – per bus, tram en metro – meemaakt. Zo sluit hij vriendschap met arbeidsmigranten die in een armoedig hotel bij het station wonen, zoekt hij naar schoonheid in de natuur, maakt hij zichzelf belachelijk door zijn hoogmoed te kritiseren en zichzelf te beschrijven als een man in een driedelig pak, met een Borsalino-hoed met veertje op zijn hoofd. Het hogere en het kluchtige komen op zulke momenten bijeen, om in mildheid en zelfrelativering te eindigen.
Mooie waarnemingen kwam ik ook tegen in de onlangs herziene vertaling van Handkes Die Angst des Tormanns beim Elfmeter (De angst van de doelman voor de strafschop). Deze novelle uit 1970 veroorzaakte destijds ophef door zowel het vernieuwende taalgebruik als het cynische portret van een eens beroemde keeper, die na zijn ontslag bij een bouwbedrijf in een opwelling een bioscoopmedewerkster vermoordt na een nacht met haar te hebben doorgebracht. Net zoals in Das zweite Schwert gaat het ook hier uiteindelijk om de manier waarop de hoofdpersoon alles beleeft. Als de woorden waarmee zijn ervaringen worden beschreven uiteindelijk losgezongen raken van hun betekenis en in symbolen veranderen, besef je dat Handkes verbeeldingswereld allesbehalve een afspiegeling van de werkelijkheid is, maar wel literatuur op zijn best.
Handke schrijft niet op de hoogte te zijn van de actuele toestand van de wereld