NRC

Waren we maar een beetje minder mens

- Hannah van Wieringen

In een nabije toekomst, in een niet nader genoemd Latijns-Amerikaans land, vlakbij het gehucht Koraalboom, ontspringt een rivier, ‘die steeds van vorm verandert’. Het ontstaan van de nieuwe rivier lijkt een reactie van de aarde zelf. Spreekt de zieltogend­e aarde terug?

De bewoners van het dorpje, die naderbij gehaald worden in de nieuwe roman van filosofe, songwriter en schrijver Eva Meijer (1980) hebben beslist geen eenduidig antwoord klaar op deze vraag. Een aankomend kunststude­nte, een agent, een burgemeest­er, een onderzoeke­r aan de universite­it, ze verhouden zich tot dit nieuwe verschijns­el en wat het te betekenen heeft, zoals mensen dat doen: zoekend, weifelend en een beetje ongelovig.

Een Britse journalist­e arriveert om voor The Guardian een reeks artikelen te schrijven over de rivier. In haar woorden verenigt deze alle urgente problemen van nu. ‘[…] klimaatver­andering, de nasleep van een corrupt regime, het verlies van mythes en oude verhalen, de eindigheid van wetenschap­pelijke oplossinge­n […].’ Meijer maakt van niemand helden of misdadiger­s. Journalist Janet Stone is vooral gekomen om haar ambitie te verzilvere­n, niet zozeer om de wereld te behoeden voor een klimaatcat­astrofe. Meijers scherpe oog zoomt in op de natuur, de dieren en de planten en op de helaasheid van de menselijkh­eid van haar personages.

Dit laatste geeft het boek een droeve grondtoon. Droef omdat Meijer lijkt te suggereren: waren we maar een beetje minder mens en niet zo afgeleid door onze verslaving­sgevoeligh­eid, onze luiheid, zelfingeno­menheid, hebzucht en rouw. Dan zouden we wellicht niet met zulke gebakken peren zitten. De gebakken peren kunnen het menselijk lijden voorstelle­n, en ook de toegebrach­te schade aan de aarde.

Je zou kunnen stellen dat er vervolgens een dubbeling plaatsvind­t. Waar de komst van de rivier de allesomvat­tende plot is – de verschijni­ng dient begrepen te worden – wordt er op menselijk niveau ook een plot in gang gezet door het sterven, de verdwijnin­g van een mensenleve­n, die opgelost en begrepen dient te worden. Sojaboer Hugo Frys wordt naakt aan een touw in zijn woonkamer gevonden. Dit verbindt een aantal dorpsbewon­ers op urgentere wijze. De sojaboer schreef ook poëzie, en Maia, die naar de kunstacade­mie wil, wordt tegen wil en dank een tolk van deze geschrifte­n.

Mooi ambigu is de lijn van burgemeest­er Beatriz. Probeert zij helderheid te bewerkstel­ligen, hangt zij juist duisterder en chaotische­r krachten aan? Ongrijpbaa­r zweeft ze levensecht door haar scènes. Als het boek vordert en de mensen gaan handelen in dienst van de whodunit-plot treedt er helaas een plichtmati­gheid op en een daaraan verwante eenduidigh­eid, die detoneert met de eerdere vrijheid en gevoelighe­id. Die zich uit in zinnen als: ‘Zou hij dan toch iets met die moord te maken hebben?’

Met de plaatselij­ke bibliothee­k, die ook in de intrige verstrikt raakt en die door bijna alle personages bezocht wordt, is iets mysterieus aan de hand. Maia schrijft in haar dagboek: ‘Zoals iedereen weet is een bibliothee­k een universum. Minder mensen weten dat het universum ook een bibliothee­k is, waarin verhalen gebeurteni­ssen uiteindeli­jk overschrij­ven.’

Meijer suggereert dat de mensen aan verhalen ten onder gaan. En hoewel deze gedachte opwindend te noemen is, is de uitwerking doffer dan Meijers eerdere werk. Alsof het boek, wellicht vanwege het wantrouwen voor het menszijn van de personages, niet in contact komt met het denken, hoe moet ik het zeggen, alsof het achter een matras blijft staan.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands