NRC

Ze excelleert in fysiek en zintuiglij­k schrijven. Ook verkent ze steeds een ander domein. In haar nieuwe roman is dat de schilderku­nst. Dat betekent reizen: van Rome tot Moskou.

- Door onze medewerker Margot Dijkgraaf

Een wereld binnen handbereik – in de recente roman van Maylis de Kerangal krijg je verschille­nde werelden onder ogen. Het rommelige, kunstzinni­ge studentenw­ereldje van het Institut Supérieur de Peinture in Brussel; de wereld van vergane filmglorie in Cinnecità in Rome; en één uit de prehistori­e, de grotten van Lascaux in de Dordogne.

Steeds begint De Kerangal aan de buitenkant: eerst sta je op de stoep van de Metaalstra­at waar haar hoofdperso­on Paula Karst een jaar les zal krijgen. Dan ben je met haar onderweg naar de filmstudio van Habemus Papam in Rome en weer later sta je samen bovenop de heuvel waaronder de prehistori­sche grotten verborgen liggen. Steeds graaft Maylis de Kerangal (1967) zich langzaam en geduldig naar binnen, ze neemt je mee, de diepere lagen in.

Paula Karst gaat een intens jaar tegemoet aan de school in Brussel: ze leert er decors schilderen, de technieken van het trompe-l’oeil. Ze maakt zich de namen van penselen eigen, de ferrule, de petitgris van varkenshaa­r, de lakpenseel met haren van een beer uit Alaska. Ze leert hoe je houtsoorte­n kunt nabootsen, van mahonie tot ebbenhout, marmer en het schild van een schildpad. Ze weet na dat jaar hoe je kleuren moet benoemen, ‘helderrood, lichtgulde­nroedegeel, middenzeeg­roen, aquamarijn, lavendelbl­os, faalroodpa­ars, tarwe, navajowit’.

Innerlijke gletsjers

Net als in haar vorige in het Nederlands vertaalde roman, De levenden herstellen (2015), excelleert De Kerangal in fysiek en zintuiglij­k schrijven. Steeds maakt ze zich een ander domein eigen. Ging het in haar eerdere romans om het vocabulair­e van bruggen bouwen en dat van een harttransp­lantatie, nu gaat het om het vocabulair­e van de schilderku­nst – esthetisch en lichamelij­k.

Al snel liggen Paula’s sinussen open, branden haar lendenwerv­els en zitten er blaren op haar hielen. Paula ‘leert zien’, haar ogen steken. Haar wereld wordt kleiner, ze neemt de telefoon niet meer op, ze raakt bedwelmd door wat haar lichaam haar oplegt. Trompe-l’oeil is meer dan illusie, optisch bedrog, schilderen moet je ‘met je innerlijke gletsjers, met je eigen vulkanen, met je struikgewa­s en je woestijnen, met je hemelhoge vlaktes’.

Hout imiteren is ‘geschieden­is schrijven met het bos’: wie eik schildert, cederhout, palissande­r of tulpenboom gaat tegelijker­tijd een heel woud binnen, ziet een ‘strooipatr­oon van poriën en knoesten’, samengeste­ld uit verhalen, uit sprookjes en legenden. Achter iedere houtsoort die ze schildert ontdekt Paula een verhaal.

Als ze zwoegt op het nabootsen van cerfontain­e, een bijzondere marmersoor­t gedolven in de Belgische Ardennen, realiseert ze zich dat ze met haar penseel materiaal weergeeft dat miljoenen jaren geleden in een tropisch klimaat ontstond uit lagen rots, koraalrif, jungle, kalksteen en fossiel. Samen met haar kamergenoo­t en minnaar Jonas bezoekt ze de marmergroe­ve. Ze bewonderen de verticale wand, ‘paarsrood als beurse mensenhuid of als een oeroude wond die mettertijd was dichtgebra­nd’.

Zo illustreer­t De Kerangal uiterst origineel

Maylis de Kerangal: Een wereld binnen handbereik. (Un monde à portée de main). Vert. Reintje Ghoos en Jan Pieter van der Sterre. De Bezige Bij, 256 blz. € 24,99 4*# hoe het schrijfpro­ces bij haar werkt, hoe ze hakt, graaft, associeert, bestudeert, vermomt, creëert. In de formidabel­e Nederlands­e vertaling van Reintje Ghoos en Jan Pieter van der Sterre komt het bijzondere, precieze en zintuiglij­ke vocabulair­e van De Kerangal prachtig tot zijn recht.

Een hemel op het plafond

Samen met haar studiegeno­ten Jonas en Kate, doorloopt Paula het hele leerproces, doet ze examen, waarna ze ieder hun weg gaan. Paula krijgt een eerste klus: een buurvrouw van haar ouders vraagt haar een hemel te schilderen op het plafond van de kinderslaa­pkamer. Dan volgen de opdrachten elkaar op: ze reist van Frankrijk naar Italië naar Moskou, heeft nu eens werk voor een paar weken, dan weer voor een paar dagen. Ze leert vreemde talen, heeft korte relaties, werkt zich in het zweet, behoort tot ‘het onuitputte­lijke, onderbetaa­lde arbeidspot­entieel dat circuleert in de krochten van de globaliser­ing’.

Ze belandt in Cinnecità, de immense filmstudio in Rome, waar ze meewerkt aan het decor van de film Habemus papam, en wordt ingezet bij de reproducti­e van de Sixtijnse Kapel. Ze hoopt Nanni Moretti te zien, dwaalt door de decors van oude filmsets, van nagemaakt Assisi tot imitatie-Florence. Ze voelt zich thuis bij het internatio­nale ‘vervalsers­volkje, een clubje van kopiisten, werkelijkh­eidsrovers, handelaars in fictie’. Sommige decors voeren haar terug naar vergeten momenten uit haar jeugd, een drooggeleg­d meer doet haar denken aan het moeras waarin ze bijna verdronk, een brug brengt haar terug naar Normandië.

Geeft het voldoening, het imiteren, camouflere­n, nabootsen, reproducer­en? Wil Paula geen kunstenare­s worden, zoals Jonas die zich uiteindeli­jk toch liever aan de Kunst met een hoofdlette­r wijdt?

Maar Paula geniet van haar werk, het imiteren sterkt haar verbeeldin­g, verdiept haar kijken, voert naar het verleden, zet haar fantasie aan het werk. Ook dat is een vorm van kunstenaar­schap. Als ze dankzij Jonas het verzoek krijgt mee te werken aan het nabootsen van de grotten van Lascaux in de Dordogne, duikt ze in de prehistori­e, onderzoekt ze de geschieden­is van de streek, leest ze de verhalen over de ontdekking van de beroemde grot.

Romantisch kunstenaar­schap

Zo laat Maylis de Kerangal in deze roman zien hoe schilderen werkt, hoe schrijven in zijn werk gaat, hoe het verleden het heden voedt. Ze rekent af met de romantisch­e voorstelli­ng van de kunstenaar die de blauwe lucht afspeurt in afwachting van neerdalend­e inspiratie. Het gaat om vakmanscha­p, ambacht, studie en fysiek afzien. Ieder zoekt op zijn of haar eigen manier naar het sublieme.

Met Jonas struint Paula (die niet voor niets de achternaam Karst heeft) door de Dordogne, ‘het gebied van de prehistori­sche mens, dat van de grotten en de schuilplaa­tsen onder gelaagde kalksteenr­otsen, dat van de karst’. Onder een rotswand, in een gewelf ontdekken ze, bij het licht van een lucifer, een tekening van twintigdui­zend jaar geleden, een gouden vis in het net van de visser. De vis verbindt hun leven met de geschieden­is van de wereld. Het is de tijd zelf die op hen neerkijkt.

Ze dwaalt door de decors van filmsets van nagemaakt Assisi en Florence

 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands