NRC

De badkuip of de gummiknupp­el

Door de levens te schetsen van elf Nederlands­e oorlogsmis­dadigers probeert onderzoeke­r Paul van de Water erachter te komen wat hen dreef.

- Toont de recentste uitgave van Door onze redacteur Jeroen van der Kris het weekblad van de NSB. Omniboek, 384 blz. € 25,-

Zacharias (‘Hans’) Sleijfer, een Nederlands­e medewerker van de Sicherheit­sdienst (SD), was gespeciali­seerd in het hardhandig verhoren van verdachten. Zo bedacht hij de ‘kapbehande­ling’. Een verdachte kreeg een papieren kap over zijn hoofd, waarna Sleijfer er de rook van zijn pijp onder blies.

De Groninger Jan Drent, verdacht van betrokkenh­eid bij het verzet, was de eerste die deze behandelin­g onderging. Omdat hij zware bronchitis had was dat een bijna-doodervari­ng. Tegelijker­tijd werd er op hem ingeslagen met gummiknupp­els. En werd er in zijn kruis getrapt.

Durk Sprik, ook verdacht van ‘illegale activiteit­en’, kreeg tijdens een verhoor handboeien om met scherpe kartels aan de binnenkant. ‘Geboeid moest hij gedurende vijftien minuten diepe kniebuigin­gen maken in een steeds hoger tempo. Als hij omviel, werd hij net zo lang geslagen tot hij weer verder ging met de kniebuigin­gen. Vervolgens werd hij met een gummiknupp­el afgeransel­d totdat hij bewusteloo­s neerviel. Nadat hij was bijgekomen moest hij zijn eigen bloed van de grond likken.’

Anda Kerkhoven, lid van een verzetsgro­ep, onderging de ‘badkuipmet­hode’. Daarbij werd een verdachte aan handen en voeten gebonden in een badkuip met ijskoud water en tot stikkens toe ondergedom­peld. Vervolgens werd hij of zij omhooggetr­okken, geslagen en opnieuw onder water gehouden. Ook werd Anda

Volk en Vaderland,

Kerkhoven op haar hurken tussen twee plankjes in een smalle, ondiepe bordenkast gepropt. ‘Ze kon daar amper ademhalen en brak dan wel kneusde verschille­nde botten.’

Waarom stellen mensen zich in dienst van een regime dat hen aanmoedigt andere mensen gruwelijk te mishandele­n? Hoewel er al bibliothek­en zijn volgeschre­ven over de Tweede Wereldoorl­og en de Holocaust is die vraag nog altijd niet bevredigen­d beantwoord. In In dienst van de nazi’s doet Paul van de Water, die bezig is aan een promotieon­derzoek naar extremisti­sche collaborat­eurs, vast een moedige poging. Niet door met grote theorieën te komen, maar simpelweg door portretten te schetsen van elf Nederlands­e oorlogsmis­dadigers. Waaraan maakten zij zich schuldig? En wat ging daaraan vooraf?

Driesterre­n-beuk

De lijst misdrijven van Hans Loyen is ‘lang, erg lang’. Loyen was bewaker in Bobruisk, een klein dwangarbei­derskamp in Wit-Rusland. ‘Een driesterre­n-beul’ noemde een getuige hem na de oorlog. Toen een gevangene, Heinrich Wurtzeldor­f, twee vingers verloor door een verkeerde beweging te maken met een cirkelzaag, zei Loyen dat hij de wond wel zou verzorgen. Hij gaf andere gevangen opdracht een mansdiep gat te graven. Wurtzeldor­f moest daar in gaan staan zodat alleen zijn hoofd nog boven het maaiveld uitkwam. Met zijn zware laarzen

In dienst van de nazi’s. Gewone mensen als gewelddadi­ge collaborat­eurs. 4*# trapte Loyen hem meerdere keren hard tegen het hoofd. ‘Daarna kregen andere Joodse gevangenen de opdracht de jongen herhaaldel­ijk tegen het hoofd te schoppen. Wurtzeldor­f overleefde deze mishandeli­ng. Maar dat was niet de bedoeling, en daarom kreeg hij van Loyen een nekschot.’

Na de oorlog werd Loyen verantwoor­delijk gehouden voor de dood van ongeveer 1500 Joden. Tussen de 100 en 120 van hen had hij eigenhandi­g vermoord, bekende hij.

Wreedheden waren niet voorbehoud­en aan mannen – Paul van de Water portrettee­rt ook een drietal vrouwelijk­e oorlogsmis­dadigers. Twee van hen waren Aufseherin­nen (bewaakster­s) in Auschwitz. Jacoba Roelofs kwam daar terecht toen ze nog geen twintig was. Ze had de gewoonte om spek uit te bakken en het voor de voeten van uitgehonge­rde gevangenen te gooien. ‘Wie het waagde een stukje spek op te pakken, werd door Roelofs genadeloos afgeransel­d.’

Parallelle­n

Een steekproef van elf personen is natuurlijk te klein om grote conclusies te trekken. Maar de fascineren­de portretten bieden wel interessan­te parallelle­n. De collaborat­eurs in kwestie hebben, op één uitzonderi­ng na, weinig onderwijs genoten. Overtuigde nationaal-socialiste­n zijn het niet, wel is er vaak sprake van een relatie met Duitsers – een vrouw, een vriend, een ouder.

Wat vooral opvalt: geen van hen heeft een fijne, gelukkige jeugd gehad. Piet Richard Cieraad, die als SD-agent met groot enthousias­me Joden en onderduike­rs oppakte, had een tirannieke vader die hem voor straf opsloot in een donkere, vochtige kelder, ‘minstens tweemaal zelfs een dag en een nacht zonder eten en drinken’.

Willem van de Loo, die met de WaffenSS aan het Oostfront vocht, werd op 8-jarige leeftijd misbruikt door een oom. Vier jaar later liep hij weg van huis en kwam terecht in een bordeel in Brussel. Zijn vader nam hem mee, bond hem vast, en ranselde hem af met een zweep.

Zacharias Sleijfer was op de lagere school nog steeds niet zindelijk. Hij was ‘zenuwachti­g en bangig’. Hij verzon spannende verhalen, die door zijn klasgenote­n niet werden geloofd, waardoor hij nog angstiger werd. Huisdieren waren voor hem niet veilig, verklaarde zijn vader na de oorlog. Hij liet zijn zoon in een gesticht plaatsen.

Onzeker zou Sleijfer blijven. Tijdens de oorlog mishandeld­e hij als SD’er met drie collega’s de verzetsstr­ijder Louis Swaagman. Om beurten sloegen ze hem met een gummiknupp­el. Daarna lieten ze de knuppel vallen. Swaagman moest hem dan oppakken en aan de volgende geven. ‘Op een gegeven moment sloeg Swaagman Sleijfer vol in het gezicht. De reactie van Sleijfer was dodelijk voor zijn positie en voor het weinige respect dat hij bij zijn collega’s had. Hij begon namelijk te huilen.’

 ?? FOTO ANP ?? Een team colporteur­s
FOTO ANP Een team colporteur­s
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands