Strenge bijstand vergroot baankans niet
Het strenge bijstandsbeleid blijkt geen effect te hebben. Het Centraal Planbureau constateert dat iemand die meer vrijheid heeft, net zo snel een baan vindt.
Als mensen in de bijstand meer vrijheid krijgen, vinden zij net zo snel een nieuwe baan als nu onder de strenge sollicitatie- en reïntegratieplicht. Dat concludeert het Centraal Planbureau (CPB) donderdag op basis van zes gemeentelijke experimenten met de bijstandsregels.
Deze conclusie is opvallend, omdat verplichtingen ten aanzien van de bijstandsgerechtigden juist belangrijker zijn geworden in het landelijke bijstandsbeleid van de afgelopen tien jaar. Wie in de bijstand zit, moet genoeg actie ondernemen om te solliciteren en reïntegreren. Anders kan de gemeente voor straf de uitkering verlagen.
Experiment
Drie jaar geleden kregen zes gemeenten toestemming van staatssecretaris Tamara van Ark (Sociale Zaken, VVD) om te experimenteren met alternatieve bijstandsregels.
De gemeenten mochten een deel van hun werklozen die in de bijstand zaten meer geld laten verdienen bovenop hun uitkering.
Anderen kregen extra begeleiding. Een derde groep kreeg meer vrijheid: hun sollicitatie- en reïntegratieplicht werd geschrapt.
De wethouders van Groningen, Utrecht, Wageningen, Nijmegen, Deventer en Tilburg hadden al langer de wens om mensen in de bijstand meer vertrouwen en maatwerk te bieden. De belangrijkste onderzoeksvraag was: vinden deze werklozen sneller een baan dan wie volgens de normale regels behandeld wordt?
Op het eerste gezicht leken de uitkomsten teleurstellend. De gemeenten ontdekten vrijwel geen significante effecten, stond in hun zes eigen evaluatierapporten. Het Planbureau keert die uitkomst in haar conclusies om: de verplichtende bijstandsregels van nu zijn blijkbaar óók niet aantoonbaar beter.
Diezelfde conclusie trekken wetenschappers van vijf universiteiten en een hogeschool die de gemeentelijke experimenten hebben begeleid. Zij spraken donderdag in hun analyse van „een mager resultaat”, omdat significante effecten ontbreken. Tegelijk stellen ze vast dat het huidige kabinetsbeleid niet tot „duidelijk betere resultaten” leidt „dan een aanpak die is gebaseerd op aandacht, vertrouwen, maatwerk en zelfredzaamheid”.
Onzekere uitkomsten
Het CPB waarschuwt wel dat de onderzoeksuitkomsten met „onzekerheid omgeven” zijn. Normaal wordt de sollicitatieplicht óók niet altijd streng gehandhaafd. Gemeenten hebben daar soms te weinig ambtenaren voor. Of ze vinden die strenge houding niet nodig als mensen bijvoorbeeld kampen met gezondheidsproblemen of verslaving. Het is dus onduidelijk in hoeverre de groepen die in het experiment extra vrijheid kregen, écht anders werden behandeld dan controlegroepen die een ‘normale’ behandeling kregen.
Daar komt bij dat de meeste gemeenten hun deelnemers over drie tot vier groepen (150 tot 250 mensen) hebben verdeeld – één groep per bijstandsregime. Door die kleine groepen was het moeilijk om statistisch significante verschillen te ontdekken. Ook konden de uitkomsten van de zes gemeenten niet worden samengevoegd: daarvoor was hun uitvoering van de alternatieve regimes te verschillend.
Toch spreekt Egbert Jongen, programmaleider arbeid bij het CPB, van waardevolle nieuwe informatie. Hij noemt het geringe effect van de extra vrijheid voor bijstandsontvangers „een van de interessantste uitkomsten. Tot nu toe wisten we nog niet zo goed wat het effect hiervan zou zijn. Nu hebben we daar zicht op.”
Het CPB zal de nieuwe kennis gebruiken bij het doorrekenen van de partijprogramma’s voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2021.
Het intensiever begeleiden van werklozen had in vijf gemeenten amper effect op de uitstroom uit de bijstand. In Utrecht vonden zij alleen vaker een kleine deeltijdbaan.
Datzelfde geldt voor de bijstandsgerechtigden die meer mochten bijverdienen. In vijf gemeenten maakte dat weinig verschil in de uitstroom. In Utrecht vond die groep wel vaker een deeltijdbaan. Dat geringe effect is misschien te wijten aan het lage bedrag dat mensen mochten bijverdienen, schrijft het CPB: niet meer dan 200 euro per maand.
De wetenschappers die de experimenten begeleidden, geven in hun eigen analyse nog een mogelijke verklaring voor de magere onderzoeksuitkomsten.
Onderzoekers trekken duidelijke conclusie: het is „tijd voor een menselijkere maat en vertrouwen”
De mensen in de bijstand verschillen onderling nogal, schrijven ze. Zij hebben „maatwerk” nodig: de ene werkloze kan veel vrijheid krijgen, de ander moet juist goed begeleid worden. Onder het normale regime – en dus ook in de controlegroepen – was maatwerk mogelijk, in de experimentele groepen niet. Daar moesten de werklozen die bijvoorbeeld willekeurig waren ingedeeld in de ‘vrijheidgroep’ ook altijd extra vrijheid krijgen.
‘Tijd voor menselijke maat’
De wetenschappers van de hogeschool en vijf universiteiten trekken een duidelijke conclusie. Wat hen betreft „bevestigen” de onderzoeken dat het in de bijstand „tijd is voor een menselijkere maat met meer aandacht en vertrouwen”.
Ze verwijzen ook naar een rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) dat in november verscheen. In die uitvoerige evaluatie van de in 2015 ingevoerde Participatiewet, waar de bijstand onder valt, stond dat strenge handhaving van verplichtingen geen aantoonbaar nut heeft. Het SCP schreef: „Uit het onderzoek onder een sample van de gemeenten komt niet naar voren dat het opleggen van verplichtingen en sancties activerend werkt, in de zin van meer uitstroom uit een bijstandsuitkering.”
Staatssecretaris Van Ark, van wie donderdag bekend werd dat ze in juli minister van Medische Zorg wordt, trekt minder vergaande conclusies. Zij gaat met gemeenten bespreken hoe zij werklozen het best kunnen blijven begeleiden, meldt ze de Tweede Kamer, juist nu de werkloosheid weer oploopt door de coronacrisis. Maar, schrijft ze ook: „De resultaten geven mij geen aanleiding om de Participatiewet aan te passen.”