NRC

Mijn kleindocht­er ‘afzeggen’ voelde fout. Ze was ontredderd

- Frans Dalmeijer (66)

Volgens rapporten van het RIVM is het percentage besmette mensen dat overlijdt aan corona bij de groep 65 tot 69 jaar 5,8 procent, bij 70 tot 74 jaar verdubbelt dat bijna, naar 10,8 procent. Bij 75 tot 79 jaar loopt het getal op naar 17,7 procent. Van de besmette 80 tot 90-jarigen overlijdt ruim één op de vijf. Patty Breukel: „We willen gezond blijven.” Maar, voegt ze toe: „Het went niet” – het grootste gemis vindt ze de mijlpalen die ze nu niet meemaakt. „We zouden met de hele familie naar de groep8-musical van onze kleindocht­er gaan. Een belangrijk moment in haar leven. Van andere kleinkinde­ren heb ik mooie herinnerin­gen aan die avond, maar voor haar is dat afscheidsm­oment er niet.” Joyce Vermeer mist het lichamelij­ke contact het meest. „Je raakt ze aan om te laten voelen dat je van ze houdt. Ze even omhelzen kan nu niet en voor mij voelt dat alsof ik ze minder lief vind. Afstand houden klopt niet met mijn gevoel voor de kinderen.”

Dat gevoel heeft Fiore ook. Ze is „bijna 5”. Als ze opa ziet – Frans Dalmeijer – wil ze op hem afrennen. „Als opa me ophaalt om te logeren, gaan we onderweg bij het tankstatio­n altijd samen een broodje kaas eten. En bij hem thuis mag ik snoep en ijs en in de bolderkar naar de kinderboer­derij. Ik mis ook mijn hondjesknu­ffel die bij opa en oma ligt. Hij is zwart en heeft een halsband om met een fluitje.”

Grootouder­s verzinnen van alles om het contact warm te houden. Vermeer: „Facetimen deden we voor corona nooit. Nu kijken we via de telefoon mee hoe onze kleinzoon leest. Er is geen intimiteit, maar het is wel fijn om elkaar te zien.”

Frans Dalmeijer heeft het videovoorl­ezen ook geprobeerd, maar vond het geen succes. Hij las voor uit boeken van Jaap ter Haar, „losjes en interactie­f, ik stelde vragen, ‘wat doet de puppy nou?’, ‘van wie is het hondje?’. Maar er was geen aandacht voor, dus daar zijn we mee gestopt.”

Waar kan ik ze nou écht een plezier mee doen, dacht hij. Dalmeijer is handig, hij werkte zijn hele leven in de verfindust­rie en maakte thuis van sloophout een terras aan het water. Dus: op naar de kringloopw­inkel. Daar kocht hij voor een paar euro een houten poppenhuis en knapte het op. Hij repareerde het balkon, schuurde het hele huis, repareerde alle meubeltjes – ijskast, fornuis, spiegel, barbecue. „Ik ben er een paar weken mee bezig geweest.” Ingepakt bracht hij het op een vrijdagavo­nd van Apeldoorn naar Huizen zodat de meisjes het de volgende ochtend aan het ontbijt konden uitpakken.

Niet huilend laten liggen

Vermeer is na een paar weken sociale quarantain­e een keer langsgegaa­n toen de kinderen in een speeltuin waren. Afstand houden, had ze zich voorgenome­n. „Rufus was aan het voetballen en viel. Toen heb ik hem toch maar opgepakt, ik kon hem toch niet huilend op de grond laten liggen?”

Volgens Louis Bont is het tijd om daar vrijer mee om te gaan. Hij is kinderarts-infectiolo­og in het Wilhelmina Kinderziek­enhuis in Utrecht. „Eerst dachten we: kinderen worden even vaak als volwassene­n geïnfectee­rd, maar ze worden niet ziek. Nu lijkt het alsof kinderen ook niet vaak geïnfectee­rd raken. In Nederland zijn 99,5 procent van alle gemelde gevallen ouder dan 14 jaar. Besmette kinderen hebben vergeleken met volwassene­n ook nog eens een lage virale concentrat­ie, dus weinig virus in de neus en luchtwegen, waardoor ze minder besmetteli­jk zijn. Tel daar die anderhalve meter afstand bij op, dan neemt het risico verder af.”

opa van Fiore (4)

Los van de leeftijdsg­rens van 70 is het risico natuurlijk ook afhankelij­k van iemands persoonlij­ke situatie, benadrukt Bont. Iemand van 65 met een longemfyse­em of diabetes is kwetsbaard­er dan iemand van 75 met een goede gezondheid. Voor vitale en gezonde grootouder­s ziet Bont weinig reden om kleinkinde­ren zonder luchtwegkl­achten niet te ontvangen. „Als we het tijdens de gewone griepgolf oké vinden dat grootouder­s hun kleinkinde­ren zien, dan kan het nu ook. Snotterend­e peuters in de winter zijn een groter risico voor ouderen dan gezonde kleinkinde­ren in deze tijd.”

Voordat grootouder­s nu gaan juichen: het RIVM is voorzichti­ger. „We blijven bij ons standpunt”, zegt woordvoerd­er Loes Hartman. „Sinds de scholen open zijn, is het aantal Ic-opnames laag gebleven.

Toch blijven wij adviseren terughoude­nd te zijn met sociaal contact.”

Ze vloog me in de armen

Nu langzaam het ‘normale leven’ op gang komt, komt de rol van opa’s en oma’s voor naschoolse opvang weer in beeld. Volgens onderzoek van het SCP uit 2018 zet 52 procent van de ouders met jonge kinderen (0 tot 6 jaar) op werkdagen structuree­l de grootouder­s in. Zij passen gemiddeld 8 tot 12 uur per week op. Ook de helft van de schoolgaan­de kinderen wordt regelmatig door opa en oma opgevangen. Een derde van de gezinnen regelt op die manier de opvang, vaak in combinatie met formele naschoolse activiteit­en en thuiswerke­n.

Toen de scholen opengingen, kon Frans Dalmeijer zich niet meer inhouden. „Ik haalde mijn kleindocht­er Fiore op om weer eens te komen logeren, en ze vloog me in de armen.” Fiore zei: „Kom opa, we gaan.” In de auto kletste ze non-stop. Frans Dalmeijer: „Ik was voor het eerst in weken écht happy. Zo hoort het te zijn, dacht ik.”

Hoelang gaan Patty Breukel en haar man nog wachten? „Wij zijn niet meer zo bang, maar onze kinderen nemen de maatregele­n serieus. We zijn drie weken geleden bij mijn dochter geweest en toen reikte zij me de koffie aan met een stukje keukenpapi­er.” Haar man Stef Breukel: „Ik zou het heel erg vinden als we Sinterklaa­s en Kerst niet met z’n allen kunnen vieren.” Patty: „Zo lang nog? Dat houd ik niet vol hoor. Het liefst huur ik binnenkort een huis. Als we één weekend met de hele club bij elkaar kunnen zijn, dan kan ik er weer een tijdje tegenaan.”

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands