Niet meer bang voor schuld
Caroline de Gruyter
In maart verzette Angela Merkel zich tijdens een Europese top nog heftig tegen eurobonds. Ze liet de Italiaanse premier weten dat hij geen dingen moest blijven vragen „die er toch niet komen”. Merkel wilde landen in de coronacrisis evenmin extra subsidie geven uit de Europese begroting. Vraag maar leningen bij het noodfonds, zei ze – dat is ervoor.
Ze zegt nu compleet het omgekeerde. Die draai had ze nooit kunnen maken als Duitsland zelf niet óók was veranderd.
De Duitse politiek en samenleving zijn opvallend positief over het corona-reconstructieplan dat Merkel en de Franse president Macron vorige week presenteerden. Er heeft zich daar een stille revolutie voltrokken: Duitsers zijn hun angst voor schuld aan het kwijtraken.
Tijdens de eurocrisis ontwikkelden ze een fobie voor een Europese ‘Schuldenunion’. Vorige eeuw raakten ze meermalen hun spaargeld en zelfs hun munt kwijt. Schuld is in protestantse culturen een moreel geladen begrip: schuld is slecht, sparen is goed. Het grootste taboe tijdens de eurocrisis was moral hazard – dat een land dat zijn financiën niet op orde had, tóch werd geholpen. Toen die hulp onvermijdelijk bleek omdat je in een muntunie allemaal aan elkaar vastzit, lieten wij de ‘zondaars’ boeten met hoge rentes en sociale kaalslag, overgoten met een dikke saus van morele superioriteit.
Andere noordelijke landen namen dit
Duitse discours over. Deels uit begrip voor het Duitse standpunt, deels omdat het aantrekkelijker was om het machtige Duitsland te steunen dan het vernederde Griekenland. „Macht en schuld gaan samen”, schreef de Amerikaanse sociaal antropoloog David Graeber in Debt, een monumentaal boek over de evolutie van het begrip schuld door de eeuwen heen. Krediet kan worden gebruikt om mensen onder controle te krijgen en te houden. Als schuld een negatieve morele lading heeft, wordt die macht nog groter. In Europa regeren nu de schuldeisers.
Maar juist in dit Europa voelt Duitsland zichs paradoxaal genoeg ongemakkelijk. De Europese eenwording is bedacht om te zorgen dat Duitsland nooit weer zo machtig zou worden. De EU was, net als de NAVO, bedoeld om „de Sovjets eruit te houden, de Amerikanen erin, en de Duitsers eronder”. Maar Duitsland is opnieuw oppermachtig geworden, helemaal nu de Amerikanen weg zijn. Veel Duitsers vinden dat pijnlijk.
Ouderen, wier opleiding en denkkader nationaal waren, geven Europa en de ‘zondaars’ van de club Med daar vaak de schuld van. Deze oudere generatie bestuurde tot voor kort bedrijven, ministeries, media en andere invloedrijke instellingen. Maar zij gaan met pensioen. Jongeren met breder perspectief nemen het over. Ze hebben gereisd, in het buitenland gestudeerd. Het zijn pragmatici, die vinden dat Duitsland minder verkrampt moet doen.
Die nieuwe generatie verandert het debat. Toen het Duitse Constitutionele Hof de ECB bekritiseerde om obligatieaankopen, verdedigden zij de ECB. Nu steunen velen het Merkel-macronplan. De coronacrisis, zeggen zij, is anders dan de eurocrisis. Het draait niet om wangedrag. Moral hazard speelt niet. Sparen is geen oplossing. Ditmaal staat niet het Griekse lidmaatschap, maar het functioneren van de interne markt op het spel – de toekomst van Duitse bedrijven. Daarbij: rentes zijn nu zo laag dat het goed is om schuld te hebben. Deze economen zien de schwarze Null – de gebalanceerde begroting – als fetisj zonder economische merites.
Duitsland begint, kortom, schuld en morele lading te ontkoppelen. Heel interessant.
Dit is een typische daad van een groot land dat Europese verantwoordelijkheid voelt. Kleinere landen voelen die verantwoordelijkheid niet. De EU en EMU maken hen provincialer – ánderen regelen hun handelsakkoorden en wisselkoersen. Zij kunnen het Macron-merkelplan wat afzwakken, maar verder voeren ze een achterhoedegevecht. Het discours in Europa is allang veranderd.