Er wordt een vrouw met „zweetplekken” in haar „grote grijze hangtrui” verbaal afgerost
Hoofdstuk 1 is taai. In troosteloze zinnen beschrijft Van Roosmalen wat mensen zeggen en doen als hij erbij is. Ja, dat is lachen, zeker als het handelaren in systeemplafonds zijn. Maar juist omdat het handelaren in systeemplafonds zijn (hoe duf kan het worden) nadert het verhaal gevaarlijk dicht aan botweg ridiculiseren. Hoofdstuk 2 helpt ook niet: daar zijn vijftien ambtenaren op cursus – dat is andermaal jagen op gewichtigdoen, joligheid en naïviteit. Bovendien wordt hier een vrouw met „zweetplekken” in haar „grote grijze hangtrui” verbaal afgerost. Maar op Van der Burgs foto zie ik een aardige vrouw. Met die trui is niks mis. Zweet zie ik niet, en stel dat dat wel zo geweest was, wat dan nog? Ze lacht, ze amuseert zich, Van den Burg treft haar voor wat ze is, stralend en verlegen.
Het kan ook anders. Zo schetst Van Roosmalen in de portiersloge van een gokhal zorgzaam een unverfroren vriendelijke man. En bij de eigenaar van het café waar het systeemplafond naar beneden kwam, lijkt hij niet meer weg te willen. Maar vaker vervalt hij in herhaling met zijn inzoomen op kneuterigheid. Dan wordt mij het chagrijn te veel.
Daarom is dit een fotoboek. Ook Van der Burg treft met zijn foto’s koddigheid en ponteneur, maar hij is niet bang om zich te laten kennen. Een ‘mooie’ compositie kan hem gestolen worden, het gaat vaak om een gebaar: een man met zijn plastic bekertje tussen zijn tanden, een man als een kraai op een heel laag krukje. Het mooist zijn de foto’s met mannen in de weer om iets aan de praat te krijgen.
Wat zeggen de beelden samen over Nederland onder dat systeemplafond? Dat mensen daar enorm hun best doen. Mensen met een rooie kop van inspanning. Mensen die ergens om geven. Aardige mensen.
Joyce Roodnat
Op deze plek schrijft Reacties: boeken@nrc.nl
over de populairste boeken van dit moment.