‘Als het om arbeidsmigranten gaat hebben we boter op ons hoofd’
De uitbraken van corona bij slachterijen zetten een vergrootglas op de werk- en leefomstandigheden van arbeidsmigranten, zegt Monique Kremer, voorzitter van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken.
De slachterijen zijn in de greep van het coronavirus: vele tientallen werknemers zijn besmet geraakt. Drie slachthuizen, in Groenlo, Apeldoorn en Helmond, werden tijdelijk gesloten. „Opeens wordt een blinde vlek scherp”, zegt Monique Kremer, voorzitter van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken.
Die blinde vlek is de positie van de ongeveer 10.000 arbeidsmigranten, veelal uit Oost-europa, in de vleessector. Rivm-voorschriften zijn voor hen bijna onmogelijk na te leven. In hun woningen – die zijn geregeld door de uitzendbureaus waarvoor ze werken – delen ze keukens, woonkamers, slaapkamers.
Vervolgens worden ze in groepsverband naar hun werk gereden, waar anderhalve meter afstand houden vaak moeilijk is. Dit resulteerde in verschillende coronabrandhaarden – en daarmee is de situatie van deze arbeidsmigranten opeens een gevaar voor de volksgezondheid.
Het probleem mag nu urgent zijn, nieuw is het alleszins. Kremer bracht, in haar vorige functie bij adviesorgaan de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, in 2014 een rapport uit over de positie van Roemeense en Bulgaarse arbeidsmigranten, een groep die toen net was toegelaten op de Nederlandse arbeidsmarkt. Zij werken niet alleen in het vlees, maar ook in de kassen, in de bouw, in distributiecentra. De conclusie: er bestaan ‘terechte zorgen’ over deze migranten aan de ‘onderkant van de arbeidsmarkt’.
Dat moeten we ons aantrekken, stelt Kremer, ook zonder coronacrisis. „Steeds weer blijkt dat we deze mensen nodig hebben. Ze werken voor lage lonen, daar hebben wij allemaal profijt van. Wij willen niet te veel betalen voor vlees, asperges of pakketjes van bol.com. We hebben boter op ons hoofd.”
Uw rapport verscheen alweer zes jaar geleden. Waarom lukt het niet om dit probleem op te lossen?
„Om te beginnen is het toezicht te beperkt. Er zijn onvoldoende middelen om te controleren of arbeidsmigranten uitgebuit worden. De Inspectie SZW [voorheen de arbeidsinspectie, red.] heeft weinig mogelijkheden om ter plaatse, onaangekondigd onderzoek te doen. En wanneer ze aangekondigde bezoeken doen, dan zorgen bedrijven wel dat ze het goed voor elkaar hebben.
„Verder zijn de vakbonden, die wel degelijk opkomen voor arbeidsmigranten, niet goed vertegenwoordigd op de werkvloer zelf. Wat ook meespeelt: arbeidsmigranten zijn weinig zichtbaar, letterlijk. Mensen werken afgeschermd. Ze zijn niet verspreid over de arbeidsmarkt, maar zitten bij elkaar.
„Neem een distributiecentrum: daar werken nauwelijks nog mensen van Nederlandse afkomst, de voertalen zijn er Engels en Pools. We zien het gewoon niet. En we wíllen het niet zien. Wij hebben mensen nodig die dit zware werk doen, en knijpen een oogje toe.
„En het gaat ook steeds om nieuwe groepen. Poolse migranten zijn nu beter op de hoogte van de regels. Die groep is misschien iets mondiger geworden. Dus nu zien we veel meer Roemenen.”
Wie zijn er nu eigenlijk verantwoordelijk voor deze mensen? De bedrijven die arbeidsmigranten inhuren, zoals slachthuizen, wijzen naar de uitzendbureaus.
„Nee, nee. In de keten, zoals dat heet, heeft iedereen zijn verantwoordelijkheid. Zíj zijn eindverantwoordelijk. Dat betekent bijvoorbeeld dat als het loon niet uitbetaald wordt door een uitzendbureau, dat de werkgever dat moet regelen. Maar hiermee leg je de verantwoordelijkheid weer bij de werknemers neer. Zij moeten dat dan aankaarten.”
De Christenunie en de SP willen huisvesting gaan loskoppelen van arbeidscontracten. Vindt u dat een goed idee?
„Jazeker. Het is heel lastig om deze mensen een stem te geven. Wanneer hun baas ook hun woning regelt, maakt dat ze extra afhankelijk. Als arbeidsmigranten hun baan verliezen, staan ze meteen op straat. Maar als we dat niet willen, betekent het óók dat andere partijen verantwoordelijk moeten worden voor huisvesting: gemeentes en woningcorporaties. Maar voor corporaties is dat moeilijk: zij moeten ook andere kwetsbare groepen huisvesten. En gemeentes worstelen enorm met dit onderwerp, omdat ze bang zijn dat het als negatief wordt ontvangen als ze arbeidsmigranten helpen.”
Hoe kan de situatie van arbeidsmigranten op korte termijn nog meer verbeterd worden?
„Veel meer inspecties. Sterkere vakbonden. Meer voorlichting in landen van herkomst. Maar we moeten ook scherp kijken naar de uitzendbranche. De rotte appels moeten eruit. Het moet moeilijker worden om te starten als uitzendbureau. Dat is nu heel makkelijk. Nederland heeft sowieso een heel uitgebreide uitzendbranche. Ik denk dat we daar uniek in zijn.”