NRC

Stevige prefabnest­jes voor de huiszwaluw

Huiszwaluw­en boetseren hun nesten van bolletjes klei. Maar op de zandgronde­n vallen die sneller uit elkaar. „Vandaar dat die kunstneste­n echt een verschil maken.”

- Tekst Nienke Beintema Foto’s Dieuwertje Bravenboer

De argeloze wandelaar loopt er zomaar voorbij. Maar wie een klein beetje op zijn omgeving let, staat hier stil en kijkt omhoog. Het is het gekwetter en gekras dat hen verraadt: de vele tientallen huiszwaluw­en die af en aan vliegen. Ze schieten door de lucht, dwarrelen even langs de oude fabrieksmu­ur en vliegen dan feilloos de bolle nesten in onder de overhangen­de rand.

De muur is het laatste overblijfs­el van de oude papierfabr­iek van het Renkums Beekdal. Eeuwenlang draaide de fabriek op de kracht van water dat in gegraven ‘sprengenbe­ken’ vanaf de Veluwe richting de Rijn stroomde. Nu staat er nog één muur overeind, als een monument. Onder de rand van die oude muur, in een lange rechte rij, zitten 54 nestkommet­jes.

„De huiszwaluw­en zijn hier rond 5 mei aangekomen”, vertelt Sjoerdtje de Boer, die als vrijwillig­er minstens eenmaal per week de nesten komt observeren. „Ze zijn nog een beetje aan het vechten om de nestplekke­n. Hoewel ik vermoed dat sommige ook al hun eerste eitjes hebben gelegd.”

Je zou het niet zeggen, maar het zijn kunstneste­n, gemaakt van houtvezel en beton. Ze moeten huiszwaluw­en verleiden hier te gaan broeden. En het werkt: de afgelopen jaren waren er zo’n dertig nesten bezet.

De Boer is een van de vijftig tot negentig vrijwillig­ers die ‘hun’ nesten het hele broedseizo­en volgen. Dat doen ze in het kader van een project van Sovon Vogelonder­zoek Nederland. „We zijn daarmee gestart in 2018, het Jaar van de Huiszwaluw”, vertelt Sovon-onderzoeke­r Loes van den Bremer. „De vrijwillig­ers werken volgens een vast protocol. Elke week volgen ze de nesten een uur. Wordt er gebroed? Zijn er al jongen? Hoeveel nesten zijn succesvol? En hoeveel paartjes starten een tweede legsel?”

Huiszwaluw­en zijn sierlijke vogels, zwart van boven en wit van onderen en met een opvallende witte stuit. In de lucht zijn ze snel en wendbaar, steeds in de weer om insecten te vangen. Maar steeds keren ze even terug naar de nesten. Van nature boetseren ze die zelf, van wel duizend klompjes klei. Ze broeden graag in oude nesten van het vorige jaar. En soms, op plekken waar weinig klei aan de oppervlakt­e ligt, ook in kunstneste­n. Net zo gemakkelij­k.

Het is druk rond de nesten. Soms zie je een rond kopje naar buiten steken. Een soortgenoo­t die komt aanvliegen blijft even met zijn klauwtjes aan de rand van de opening hangen. Soms volgt er een felle interactie: de indringer wordt weggejaagd. Of het is de partner. Die mag erin. Binnen een minuut vliegen de beide vogels weer weg, luid kwetterend de hoogte in.

Winters in Kameroen

„Er zijn nog veel mysteries rondom huiszwaluw­en”, vertelt Van den Bremer. „Of ze echt in de lucht slapen, bijvoorbee­ld, net als gierzwaluw­en. En waar Nederlands­e huiszwaluw­en nu precies overwinter­en.” Wat dat laatste betreft zijn er wel vermoedens: de veren van huiszwaluw­en uit een Friese kolonie verraadden dat zij de winter doorbrenge­n in Kameroen en Congo. Maar geldt dat ook voor kolonies elders in het land? En wat doen ze precies, daar in Afrika? Niemand die het weet.

Ook over de voortplant­ing is nog maar weinig bekend. Daar moet het huidige onderzoek veranderin­g in brengen. Het leverde al interessan­te resultaten op. Zo brengt meer dan 85 procent van de paren ten minste één jong voort. Ook bij paren die gedurende het seizoen een tweede legsel beginnen, is het succes hoog: zo’n 75 procent. Aan de andere kant start maar de helft een tweede legsel – en dat is minder dan onderzoeke­rs in de jaren zeventig noteerden. Daarnaast blijken de natuur

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands