Voor een geslaagde revolutie moet je niet bij de jeugd zijn
Premier Rutte riep de jeugd op tot revolutie. Een blik op de geschiedenis leert dat jongeren eigenlijk nooit opstandig waren. Dat veranderde door stijgende welvaart en de opkomst van massaal hoger onderwijs.
Het was een fraai staaltje van repressieve tolerantie, de Nederlandse gewoonte om balsturige lieden te laten meepraten en ze zo in te kapselen: premier Mark Rutte die vorige week de jeugd opriep een opstand jegens het gezag te ontketenen bij het inrichten van de coronasamenleving. „Begin de revolutie van onderaf”, moedigde hij jonge Nederlanders aan.
Jongeren en opstandigheid horen bij elkaar, in ieder geval in het westen. En wie de woorden ‘jeugd’ en ‘revolutie’ in één zin hoort, denkt meteen aan 1968, toen overal ter wereld studenten de stenen uit de straat trokken en de confrontatie met de zittende macht aangingen. Sindsdien is het beeld van oproer verbonden met jeugdigheid.
Er is weinig wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de rol van jonge mensen in revoluties. Dat komt misschien omdat ‘de jeugd’ als sociale categorie pas na de Tweede Wereldoorlog ontstond. Voor die tijd was je kind, of volwassen. Een blik in de geschiedenis leert dat succesvolle revoluties eigenlijk nooit het werk waren van jongeren – mensen tussen de 18 en 25 – maar van dertigers en veertigers die zich al decennia aan hun strijd hadden gewijd. De straatvechters waren meestal jonger dan de mannen die aan het roer stonden, maar de instigators waren jongeren nooit. Als ze dat wél waren – denk aan de revoluties van 1968, maar ook de Arabische Lente van 2010 – leidde de opstand niet tot de gewenste omwenteling.
De golf revoluties die de afgelopen 250 jaar de wereld overspoelde, begon in wat nu de Verenigde Staten zijn. „Niet eens zo heel ver bij mij vandaan”, zegt Wim Klooster, hoogleraar geschiedenis aan Clarck University in Worcester, Massachusetts. Klooster publiceerde in 2018 Revolutions in the Atlantic World. „De eerste opvallende daad van de Amerikaanse Revolutie was de Boston Tea Party van 16 december 1773. Een groep mannen, verkleed als indianen, gooide thee in de haven die de Britten hadden ingevoerd zonder daarover belasting te betalen. De kolonisten in Amerika vonden dat niet eerlijk.”
Heren met een carrière
Van 116 mensen is bekend dat ze hebben meegedaan aan deze actie, zegt Klooster. „Ik heb even uitgerekend wat hun gemiddelde leeftijd was: 28. Dat is relatief jong als je het vergelijkt met de mannen die de VS later naar de onafhankelijkheid hebben geleid. De ondertekenaars van de Onafhankelijkheidsverklaring van 1776 waren gemiddeld 44 jaar oud. Elf jaar later, toen de Amerikaanse grondwet werd opgesteld, waren de samenstellers gemiddeld nog steeds 42 jaar oud. En dat in een tijd dat de levensverwachting van een blanke man bij geboorte 38 jaar was. Het waren heren die reeds een geslaagde carrière hadden.”
De opstand in Noord-amerika was onderdeel van een reeks van omwentelingen die bekend is geworden als de Atlantische Revolutie. Die liep van de VS naar Frankrijk naar Polen naar Haïti en als laatste naar Zuid-amerika. Klooster: „Met het vertrek van de laatste Spaanse soldaten in 1824