NRC

Op een gletsjer leven muizen van mos

Gletsjers zijn geen steriele milieus. Er is wel degelijk leven. Zoals de zeldzame gletsjermu­izen: reizende bolletjes van mos.

- Door onze redacteur Gemma Venhuizen

AMSTERDAM. ‘Gletsjermu­izen’ worden ze ook wel genoemd: de ovale mosbolletj­es die op gletsjers kunnen ontstaan rondom een kern van steengruis of organisch materiaal. Amerikaans­e biologen hebben nu ontdekt dat de mosbollen jaren meegaan, en zo’n 2,5 centimeter per dag kunnen afleggen, schrijven ze in Polar Biology. Die informatie is interessan­t omdat het mos op het gletsjerij­s een belangrijk­e habitat kan vormen voor kleine, ongewervel­de dieren zoals springstaa­rten, en zo bijdraagt aan de biodiversi­teit.

Gletsjers zijn lang beschouwd als steriele milieus, oninteress­ant vanuit het oogpunt van soortenrij­kdom. Maar in de afgelopen jaren is steeds meer onderzoek gedaan naar microorgan­ismen in en op het ijs, die leven van door de wind aangevoerd­e voedingsst­offen – bijvoorbee­ld mineralen uit steengruis of kleine fragmenten organisch materiaal.

Stofdeeltj­es kunnen de lokale smelt ook bevorderen en zodoende beschutte ‘biodiversi­teitshotsp­ots’ vormen waarin kleine ongewervel­den leven. En daarnaast vormen ze dus een goede basis voor mosaangroe­i en zodoende voor gletsjermu­izen.

Hoewel het ontstaan van de ronde moskussent­jes een relatief zeldzaam fenomeen is, is uit eerder onderzoek op verschille­nde gletsjers (in Alaska, Ijsland, Venezuela en Spitsberge­n) al wel bekend dat verschille­nde mossoorten tot de formatie van muizen kunnen leiden, en dat de balletjes een onderkomen bieden aan onder andere springstaa­rten en nematoden (rondwormen).

Maar over de verplaatsi­ng van die gletsjermu­izen was nog vrijwel niets bekend. Daarom besloten de Amerikaans­e biologen tot een vierjarig onderzoek op de Root Glacier in het zuiden van Alaska. Onderzoek vond altijd in de zomer plaats, zodat het gletsjerij­s vrij was van versgevall­en sneeuw.

In het eerste jaar voorzagen de onderzoeke­rs dertig mosballen (met een doorsnede van zo’n 10 centimeter) van een ‘kralenarmb­andje’ – elke bal had zijn eigen codering van gekleurde kraaltjes, die met een aluminium draadje stevig in het mos werden gesnoerd zodat ze de beweging van het balletje niet zouden belemmeren.

Met behulp van pvc-buizen in het gletsjerij­s konden de onderzoeke­rs relatieve beweging van de mosmuizen meten. Aan de buislengte boven het ijs konden ze bovendien aflezen hoe snel het ijs smolt in de opeenvolge­nde jaren – mogelijk zou die smelt kunnen samenhange­n met de beweging van de balletjes, vermoedden ze.

De biologen ontdekten dat de gemiddelde snelheid van mosballen varieert gedurende het seizoen. Aan het begin van de zomer bedraagt de snelheid 1,8 centimeter per dag, en loopt dan op tot 4 centimeter per dag begin juli. Aan het einde van de zomer is er sprake van een afname tot 2 centimeter per dag. De hoogst gemeten snelheid bedroeg 7,8 centimeter op een dag.

De gletsjermu­izen bewogen ‘kuddegewij­s’ in dezelfde richting, maar opvallend genoeg hingen die bewegingen niet samen met de overheerse­nde windrichti­ng of met een heuvelafwa­artse richting. Aan het begin van de zomer vond de beweging hoofdzakel­ijk in zuidelijke en zuidoostel­ijke richting plaats, terwijl die later in het seizoen opschoof naar het westen. Vermoedeli­jk speelt ‘sokkelvorm­ing’ een rol: onder de bal smelt het ijs minder snel weg, waardoor er langzaamaa­n een pilaar ontstaat. Na een tijdje valt de daarop balanceren­de bal ervan af, en rolt op zijn andere zijde, waarop het proces zich herhaalt.

Hoewel het gezegde luidt dat een rollende steen geen mos vergaart, lijkt dat in het geval van de gletsjermu­izen niet zo te zijn. Bij een van de gemarkeerd­e mosballen was het mos zodanig gegroeid dat het armbandje nauwelijks nog zichtbaar was. Op sommige andere ballen was een laagje ‘vuil’ mos aanwezig: de gletsjermu­is was over nat, fijnkorrel­ig sediment gerold en had zodoende een laagje gruis vergaard. Vermoedeli­jk groeit er op dat substraat vervolgens weer nieuw mos. Snel gaat de aangroei echter niet – het gaat hooguit om een paar millimeter per jaar. Mogelijk zit er ook een grens aan de groei, speculeren de onderzoeke­rs, en worden mosballen van 10 centimeter doorsnee simpelweg niet veel groter meer.

 ??  ?? De gemiddelde snelheid van mosballen varieert gedurende het seizoen, ontdekten de biologen.
De gemiddelde snelheid van mosballen varieert gedurende het seizoen, ontdekten de biologen.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands