Je hoeft niet naar China te fietsen om in de smiezen te worden gehouden
Op de Botlekbrug knijp ik in de remmen. Aan de andere oever staat de zendmast: een kleine, driepotige Eiffeltoren in een pluk groen. Ik hoef alleen de rivier nog over te fietsen en ik ben er. Maar wat als de toren bewaakt wordt, met camera’s of zelfs met herdershonden? Straks vragen ze wat er in mijn rugtas zit. Of gewoon wat ik hier doe – alleen een idioot heeft hier iets te zoeken.
De afgelopen maanden vlogen er zendmasten in brand in Almere, Bemmel, Beesd, Dronten, Den Haag, Groningen, Nuenen, Oudenbosch, Rijswijk, Rotterdam, Tilburg en Veldhoven, Waddinxveen – de teller loopt nog. Het is het werk van complotgekken die 5G zien als bron van hoofdpijn en zelfs van corona. Ze lijken bovendien opgehitst door Russische trollen – wat zullen ze daar lachen om hoe het Westen zichzelf in de fik steekt!
Ben ik ook zo’n idioot? Vooralsnog niet; ik wil gewoon eens een 5G-mast van nabij bekijken. Ik denk niet dat je daar ziek van wordt, maar er is wel iets aan de hand: die saaie grijze palen veroorzaken op zijn minst agressie.
Op antennebureau.nl vond ik een overzicht van 5G-experimenteervergunningen. In Rotterdam gaat het om maar drie masten, alle in de haven. Ik kies er eentje in het Botlekgebied, nabij de Shell-raffinaderijen. Daar doet KPN een experiment met slimme camera’s in de industrie.
In mijn rugtas stop ik een appel, een waterfles, wat pinda’s. Nee, nee, geen benzine – wel een goed boek, want je weet maar nooit.
Het boek heet Frictie. Ethiek in tijden van dataïsme van Miriam Rasch. Ze is een essayist – dat is ook een soort complotdenker, iemand die verbanden ziet. Rasch schrijft hoe onze wereld in de greep is van dataïsme: het geloof dat mensen zijn te vertalen in data. Het geloof zit in je slimme thermostaat maar ook in de Belastingdienst en in het hoofd van de premier of de halsband van je hond. Dataïsme is trouwens ook: dat bij een epidemie je eerste reflex is om je burgers te gaan tracen via een kekke app, in plaats van mondkapjes regelen voor bejaardentehuizen.
Eigenlijk zit het overal waar internet is. En internet zit tegenwoordig overal in. In dit tijdperk van het Internet der Dingen, waarin zoals Rasch schrijft „zelfs je waterkoker wifi heeft”, is internet altijd aan, zelfs als je het uitzet.
Je kunt niet meer offline leven. Ik denk dat ik begrijp wat ze bedoelt. De afgelopen maanden voelde ik me in elk geval onontkoombaar opgeslokt door het web. School, werk, vrienden, familie: ik beleefde ze online. Hetzelfde gebeurde met hele dierentuinen, musea en boekpresentaties: ze veranderden in livestreams of Zoom-gesprekken met een vrolijk optimisme, alsof het surrogaat stiekem beter was dan het origineel.
Ook de presentatie van Rasch’ boek ging via Zoom. Ik was er bij terwijl ik stond te koken met een kind op de arm. Heel efficiënt. Alleen al daarom denk ik dat dit een blijvende erfenis is van de corona-epidemie: we zullen de wereld meer dan ooit via schermen beleven.
Daarom vind ik het fijn om nu te fietsen, weg van schermen. Daarom koester ik een zwak voor de complotgekkies die de zendmasten in de hens steken. Hun doelwit is dom, maar ik voel hun woede. Ze zijn als inheemse regenwoudbewoners die haarfijn aanvoelen dat het gegrom van bulldozers in de verte geen force for good is.
Die zendmasten zijn de totempalen van het internet. En internet maakt je soms gek met z’n gestress en getrack en genotificeer.
Op bewakingsbeelden loopt één zo’n 5G-stokebrand met ferme tred naar een zendmast, giet daar een jerrycan leeg, ontsteekt de vlam. Het is meer flamberen dan vernietigen. Een machteloos voodooritueel tegen vitale infrastructuur.
Volgens Wikipedia bestaat er zoiets als computeranger, computerwoede: er zijn gevallen van mensen die zo boos werden op hun eigen computer dat ze ’m in de hens staken, om hun computer te laten zien wie hier nu eigenlijk de baas is. De mens, niet de techniek. Die zendmastterroristen zijn de maatschappelijke variant van huiselijke computerwoede. Een gebaar van onmacht ten opzichte van de alomtegenwoordige techniek.
Ze spelen met levens, zeggen de autoriteiten. Als er inderdaad al doden vallen zodra er één zendmast uitvalt, toont dat juist hoe afhankelijk we zijn geworden van digitale techniek.
Ik weet ook wel dat de 5G-gelovigen zelf veel ingewikkelder verhalen hebben. Complotten waarin Beatrix een rol speelt. En in de anti-5gfacebookgroepen getuigen mensen van de meest wonderlijke klachten. Een vrouw schrijft dat haar hersenen „een blok” werden sinds 5G wordt uitgerold. Ze kon niet meer creatief denken, „bijvoorbeeld een sudokupuzzel oplossen”. Weer iemand: „Dochter, vriend en hond zijn allemaal superstatisch laatste tijd.”
Zulke verhalen hoorde je vroeger ook over hoogspanningsmasten, alleen die werden nooit in de fik gestoken. Nu geloof ik zelf ook wel dat er iets geks is met 5G. En niet dat je huisdier er statisch van wordt. Of überhaupt dat het an sich gevaarlijk is, trouwens, de zon die nu op mijn huid valt terwijl ik fiets: die is pas gevaarlijk. Om te zwijgen over het fijnstof. Nee, ik bedoel het filosofischer, politieker.
‘Het angstaanjagende potentieel van het 5Gnetwerk’ luidt een kop in The New Yorker, beslist geen hysterisch tijdschrift. De sprong van 4G naar 5G is niet zomaar een upgrade, maak ik uit het artikel op, geen regulier onderhoud.
Wat er aan de hand is: de vijfde generatie mobiel internet is honderd keer sneller, heeft veel meer capaciteit en is betrouwbaarder dan ooit. Het antennenetwerk zal bovendien fijnmaziger zijn. Fantastisch nieuws voor liefhebbers van onlinegamen, zelfrijdende auto’s en slimme koelkasten. Maar ook voor: liefhebbers van surveillance.
Het turbo-internet maakt superslimme bewakingscamera’s mogelijk die met gezichtssoftware aan het zweet op je voorhoofd en de spanning op je gezichtsspieren kunnen zien waar je aan denkt. Het is afgelopen met anonimiteit.
Ik zei toch, je hoeft geen idioot te zijn om argwaan te koesteren. Je hoeft ook nog niet meteen je jerrycan te gaan vullen, maar wat bezinning kan geen kwaad.
In China, ons nieuwe voorbeeldland, gebruikt de politie gezichtsherkenningssoftware om de bevolking te monitoren en te controleren. Het regime traint ‘slimme’ camera’s op uiterlijke kenmerken van Oeigoeren om zo die moslimminderheid te kunnen onderdrukken, meldde The New York Times. De krant noemt het „geautomatiseerd racisme”.
Koude rillingen lopen nu over mijn rug: ik fiets door de Beneluxtunnel onder de Nieuwe Maas, waar een grotachtige kilte hangt. Op de fietstunnelwanden is een gedicht van Jules Deelder aangebracht, ‘Voor Ari’ heet het, over dat je niet bang moet zijn. Maar ik kijk omhoog, tel de camera’s die als een lampionnensnoer aan het plafond hangen. Ik kom uit op 21 cyclopen.
Je hoeft niet naar China te fietsen om in de smiezen te worden gehouden, bedenk ik. En trouwens: zelfs voor geautomatiseerd racisme kun je hier al terecht. Denk aan de geruchtmakende toeslagenaffaire: computers die zo waren getraind dat ze onschuldige burgers eruit pikten vanwege het kenmerk ‘niet-westers’. Een typisch geval van dataïsme.
En onze politie beheert een database met foto’s van liefst 1,3 miljoen burgers, grotendeels onschuldige burgers. Daar laten ze regelmatig gezichtsherkenningssoftware op los.
We zijn al een beetje China. Dus misschien moeten we die 5G-brandstichters eerder vergelijken met bijvoorbeeld de activisten in Hong Kong die surveillance-camera’s neerhaalden.
Ik merk dat ik nijdiger begin te trappen. Dat komt ook door het waarschuwingsbordje dat ik net zag in Schiedam: ‘SAMENKOMSTEN VERBODEN’. Daaronder: ‘Bijvoorbeeld barbecue, picknicken, gezamenlijk sporten e.d. Artikel 2.1 noodverordening schiedam.nl/coronavirus.’ Schiedam is de gemeente waar vier brave burgers een strafblad kregen omdat ze – terwijl ze afstand hielden! – een gebakje aten op de stoep. In totaal kregen ze 1.600 euro boete. Kafkaësk, maar geen uitzondering: Schiedam deelde al 600 coronaboetes uit. Het is een goede plek als je wilt begrijpen waarom mensen zendmasten molesteren. Het gaat ze niet om 5G, maar om verloren vertrouwen in de overheid en de grote bedrijven.
‘Het was een shock dat de overheid niet om me geeft’, was de kop boven een inzichtelijke reportage in NRC over complotgelovigen. Ik dacht alleen maar: ik snap ze wel. Denk aan de toeslagenaffaire of de aardbevingen in Groningen. Of gewoon het continue schandaal dat inkomens van burgers al decennia stagneren, aldus de Rabobank, terwijl bedrijven de economische groei afromen (en belastingvoordeel krijgen van de premier). Dan kun je naar Russische trollen wijzen of lachen om gekkies, maar dan negeer je de voedinsgbodem waar die op gedijen. En qua vertrouwen helpt het niet dat er de afgelopen weken legerdrones patrouilleerden om burgers te bekijken, dat het demonstratierecht werd opgeschort, de rechtsspraak op z’n gat lag, enzovoorts.
In die zendmasten ontlaadt zich lang opgebouwde spanning. Die leus ‘Fuck 5G’ betekent ‘Fuck dit alles’.
Mijn ogen beginnen trouwens te prikken en te tranen. Het komt niet door 5G. Maar het heeft wel met corona te maken. Ga maar na, mijn ogen zijn droog omdat ik sinds de viruscrisis veel meer dan normaal achter computerschermen zit. Voeg daarbij de heersende droogte, die een symptoom is van de klimaatverandering, en dan moet je huilen.
Ik fiets langs olieopslagtanks waar het laatste aardsap is opgeslagen, langs een asfaltfabriek. Het gras is hier geel, de aarde vol barsten. Af en toe een homo sapiens in een maanpak. De meeste mensen lijken al weggeautomatiseerd. Dat zal na corona alleen maar meer worden: mensenlijven blijken opnieuw de zwakste schakel. In het Internet der Dingen zijn mensen ook niet meer nodig, de slimme dingen volstaan.
Ik schrik als er een oudere heer voorbijfietst met een mopshondje in z’n fietsmand, hij oogt wat verward – ik wil hem aanspreken, durf niet goed. En dan merk ik dat ik zelf verdwaald ben, ik ben het verkeerde schiereiland opgefietst, de Vondelingenplaat.
Google Maps leidt me terug naar de Botlekbrug, ik ben bijna bij de zendmast. Er is geen weg terug. Ik sjees langs het containerbedrijf, draai de bocht om – opeens ben ik omsingeld door groen. Er fladderen gele en oranje vlinders, in het gras is confetti gestrooid van geelblauwe minibloempjes, overal konijnenholletjes – maar ik ga niet down the rabbit hole, juist niet: het groen koelt me af.
Ik aanschouw de toren. Een ijzeren giraffegeraamte. Het buizenframe oogt fragiel, er is niet eens een trappetje om de lange nek te beklimmen. Vingerdikke zwarte kabels lopen naar de top van de mast. Daar hangen kastjes en grijze kokers: daar ergens huist het 5G-spook. Op mijn scherm: gewoon nog 4G.
Aan de voet van de toren staat een transformatorhuisje. Muren van grindbeton, een grijze stalen deur. Maar het stulpje heeft zowaar een huisnummer, alsof er iemand woont, hier aan de Westgeulstraat 13. Helaas, geen deurbel. Wel een bordje met de merknaam KPN en een telefoonnummer:
Opstelpunt: 0547.
Voor mobiele communicatie
Plaats: botlek.
Bij onraad bellen: 0800-0753
Is er onraad? Moet ik het nummer bellen? Vertellen over hoe kleine mensen zich speelbal voelen van grote, anonieme krachten als Facebook, Brussel, China, koningin Beatrix?
Hangt hier iets in de lucht? Ja, pluisjes en pollen, volop. De toren wiegt wat als een windmolen in een western, maar niet sinister. In de Oude Maas maakt een baggerschip rondjes. Vrachtschepen varen voorbij. De rivier kabbelt kalm kapitalistisch voort. Hoe kun je je verzetten tegen fenomenen die zichzelf uitrollen met de vanzelfsprekendheid van varenbladen?
Aan de voet van de toren is gras. Ik pak het boek uit mijn tas. Dat alleen blijkt een verzetsdaad, lees ik. „Het hysterisch tempo van het dataïsme, z’n geloof in een vaststaande toekomst en z’n vanzelfsprekendheden: het zijn ook zwaktes. Zodra je rustig de tijd voor iets neemt, hardop toegeeft dat je iets niet weet of een stof vergarend boek uit de kast trekt, ben je de disruption van Silicon Valley aan het disrupten. Alleen al het stellen van vragen werkt verstorend.”
De torenverbranders dwingen ons te kijken naar iets wat we zagen zonder het te zien: de bijna 50.000 zendmasten en antennes van ons land, de onnadukkelijke architectuur van het dataïsme. Het web vermomt zich graag als een elektromagnetische geest, een natuurlijke dampkring. Maar het zijn kabels en masten en vooral keuzes. Dat hebben die idioten mooi voor elkaar: dat we even opkijken, wat we eigenlijk aan het doen zijn.
Ik voel de aandrang om mijn behoeften te doen. Tegen de mast? Nee, ik loop onder een dak van groen gebladerte, buiten alle surveillance. Er bloeit een prachtige paarse bloem aan de voet van de boom. Opluchting overvalt me als ik bedenk dat waarschijnlijk niemand die ooit heeft gezien.