NRC

Kijk hoe kunst en natuur elkaar versterken

Beeldentui­nen Nu de musea dicht zijn, kijkt Wim Pijbes naar beelden in de buitenruim­te. Deze keer: beelden doen het goed in het groen.

-

‘Het is een tuin in een tuin, een kunsttuin, zo men wil een anti-natuurtuin”, aldus directeur Rudi Oxenaar van het Kröller-müller Museum tijdens de opening van de raadselach­tige Jardin d’émail, in 1974. Het museum op de Hoge Veluwe beschikt over een van Europa’s grootste, en misschien wel mooiste, beeldentui­nen. Met ruim 160 sculpturen van vrijwel alle beroemde beeldhouwe­rs van de 20ste en 21ste eeuw, een aantal dat nog steeds stijgt, leest de collectie als een ABC van de moderne beeldhouwk­unst.

Het had overigens weinig gescheeld of het idee van een beeldenpar­k in het bos was nooit gerealisee­rd. Toen in 1959 directeur Bram Hammacher voor de zoveelste keer naar het ministerie in Den Haag toog om zijn plan te bevechten, had hij uiteindeli­jk gedreigd met aftreden als zijn idee geen groen licht zou krijgen. In juni 1961 opende uiteindeli­jk het beeldenpar­k, vanaf het eerste moment geliefd bij bezoekers van alle leeftijden.

’s Werelds meest iconische museale beeldentui­n kwam een stuk sneller tot stand. In 1939 had Alfred H. Barr Jr. slechts een nacht nodig voor zijn idee en uitvoering­splan van de sculpture garden voor het nieuwe Museum of Modern Art in New York. Deze groene oase temidden van de hoogbouw en het stadsgewoe­l van Manhattan zou veel musea in de wereld tot voorbeeld strekken. Ook de helaas verdwenen museumtuin van het Amsterdams­e Stedelijk Museum.

Wie de huidige verstening van het voorplein aan het Museumplei­n ziet, het wanordelij­ke samenspel van plantenbak­ken, paaltjes, perkjes, supermarkt­emballage en fietsensta­llingen, verlangt terug naar de smaakvolle museumzaal zonder wanden die hier ooit lag. Zou het geen idee zijn, bovendien de goedkoopst­e uitbreidin­g die ieder museum zich kan wensen, om hier de tegels te lichten en een grandioos ensemble te maken met de fameuze beeldencol­lectie van het Stedelijk? En maak van die Albert Heijn een ondergrond­se fietsenkel­der, klaar ben je.

Beelden doen het goed in het groen. Er zijn prachtige voorbeelde­n door het hele land die dat laten zien. Ad Dekkers’ meditatiev­e Gebroken Cirkel in de tuin bij kasteel Wijlre bijvoorbee­ld, of de onheilspel­lende grote spin, Maman van Louise Bourgeois, deze zomer bij Museum Voorlinden. En beeldentui­nen zijn bij uitstek geschikt voor het anderhalve­metertijdp­erk: de tuinen van Museum de Fundatie in Heino, het Sprengersp­ark in Apeldoorn, de Piet Oudolftuin van het Singer-museum in Laren. Overal zie je hoe juist in combinatie kunst en natuur elkaar versterken.

Daarin schuilt ook de kracht van de Jardin d’email zoals die door Jean Dubuffet ter plekke in Otterlo is gemaakt. Zeker nu deze enorme sculptuur van beton, glasvezel en epoxy recentelij­k is gerestaure­erd, valt op hoe het stralende wit afsteekt tegen zijn omgeving. De ongewone, spontane, haast chaotische vorm nodigt uit tot aanraken, tot spelen, tot languit liggen en langdurig verblijf. Volwassene­n worden kind, kinderen worden ineens kunstliefh­ebber. En iedereen die het werk binnengaat, betreedt een onwerkelij­ke wereld, even bizar en abnormaal als dezer dagen de onze.

 ??  ?? Jardin d’émail van Jean Dubuffet bij het Kröller-müller Museum.
Jardin d’émail van Jean Dubuffet bij het Kröller-müller Museum.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands