De sproeten van Winston Churchill
Het inkleuren van oude zwart-witfoto’s gebeurt steeds beter. Het verleden wordt zo een permanent heden, maar de geschiedvervalsing moet je voor lief nemen.
Waarom zijn er geen foto’s uit de Middeleeuwen? Waarom kan ik mijn overgrootmoeder alleen in zwart-wit zien? En waarom beweegt ze niet?
Kleurenfoto’s en kleurenfilm zijn zo alomtegenwoordig dat het nauwelijks nog voor te stellen is dat ze er ooit niet waren. We kunnen nu iemand aan de andere kant van de wereld zien praten, bewegen en reageren op Zoom en andere digitale media, die het bijna onvoorstelbaar maken dat we niet eens vijftig jaar terug in de tijd kunnen kijken voor het grote grauw begint. Daarvoor is er een groot niets dat nog veel langer duurt.
Maar er is een oplossing, zeker voor de periode 1840-1945, toen er wel al fotografie was maar nog nauwelijks kleurenfotografie.
Het begint met danseressen in tutu’s in de tuin van de Moulin Rouge in Parijs, beelden die we eerder alleen in kleur hebben gezien op de schilderijen van Degas en andere impressionisten. Nu zijn de foto’s ook in kleur, het wit, zwart en grijs is vervangen door rood, geel en blauw door de Braziliaanse digitale kunstenaar Marina Amaral. De tutu’s lijken licht lila.
Twee jaar geleden publiceerde Amaral samen met de Britse historicus Dan Jones De tijd in kleur. Beelden uit de wereldgeschiedenis 1850-1950, waarin voor het eerst beroemde zwart-witfoto’s in kleur werden voorgesteld, van het portret van een afgetobde vrouw tijdens de Depressie in Amerika gefotografeerd door Dorothea Lange tot de kus waarmee een matroos en een verpleegster op Times Square in New York op 15 augustus 1945 de overwinning vierden, gefotografeerd door Alfred Eisenstaedt.
Nu is er Wereld in vlammen. De conflicten in kleur 1914-1945, waarvoor Jones weer de teksten leverde. Net als in het eerdere boek liggen de accenten anders dan in de meeste al dan niet geïllustreerde wereldgeschiedenissen: er is meer aandacht voor vrouwen, voor mensen van kleur, voor gebeurtenissen buiten Europa en Noord-amerika. Er is bijvoorbeeld aandacht voor de internering van Japanse Amerikanen, van wie er in 1942, na de aanval op Pearl Harbor, 120.000 in kampen werden opgesloten. En tussen de twee wereldoorlogen blijken ook genoeg andere oorlogen te zijn geweest om de periodisering 1914-1945 te rechtvaardigen. Foto’s van oorlogen en opstanden uit Ierland, Marokko, Turkije, Mantsjoerije, Bolivia, Libië, Ethiopië, Spanje, Shanghai en Palestina bewijzen dat ‘interbellum’ als benaming van de jaren twintig en dertig nogal potsierlijk wordt.
Door de keuzes van de onderwerpen zouden de boeken ook al zonder foto’s, of met foto’s in het oorspronkelijke zwart-wit waarde hebben gehad. Maar het is de kleur die het meest in het oog springt. De sproeten op de gezichten van een jonge Winston Churchill in 1911 en van een meisje dat in 1940 tijdens de Blitz samen met haar pop uit Londen geëvacueerd wordt. Het rood van strikjes, vlaggen en wonden.
Maar na enig bladeren is het juist opvallend hoe monochroom oorlog de wereld maakt: de foto van de Moulin Rouge uit het begin van het boek is de foto met de meeste verschillende kleuren, voornamelijk veroorzaakt door de kleding van dames op het terras. Oorlog maakt de wereld op deze foto’s vooral bruin, groen en grijs, de kleuren van uniformen, van slagvelden, van ruïnes, van de geplunderde Führerbunker. Het blijft grauw.
Over de criteria die Marina Amaral hanteert bij het inkleuren van de foto’s is het boek nogal vaag. In het voorwoord staat slechts dat het geen exacte wetenschap is en artistieke vrijheid vergt, naast „nijver historisch onderzoek”. Amaral maakt voor haar kleuringen gebruik van computerprogramma’s, maar er bestaat geen algoritme dat op basis van grijstinten in een foto de exacte kleur kan berekenen.
Soms lijkt het ook niet zoveel uit te maken wat voor kleur iets moet hebben gehad. Op een foto uit 1936 van het filmen van Olympia, de film over de Olympische Spelen in Berlijn, heeft regisseur Leni Riefenstahl een roze pakje aan. Het had waarschijnlijk net zo goed lichtgroen of lichtgeel kunnen zijn. Maakt niet uit. Of toch? Zou het mantelpakje niet eerder grijs of blauw zijn geweest? Met de keuze voor de zoete kleur zet Amaral Riefenstahl in ieder geval apart van de mannen, die zeker geen roze dragen.
De driehoekjes in Sachsenhausen
Kleur kan nog meer betekenis geven. In het boek staat ook een foto van gevangenen in concentratiekamp Sachsenhausen, in de bekende blauw-grijs gestreepte pakken. Bij twee van hen is op de linkerborst een driehoek zichtbaar. De nazi’s gebruikten de driehoeken om gevangenen te onderscheiden. Politieke gevangen kregen een rode driehoek, criminelen een groene, asocialen een zwarte. Amaral heeft de driehoeken op deze foto roze gekleurd, de kleur die aan homoseksuelen was toebedeeld. Zou het bij deze keuze om artistieke vrijheid gaan of om historisch onderzoek?
Hier wreekt zich dat over de vindplaatsen van de foto’s en de fotografen nauwelijks informatie wordt vermeld. De foto’s zijn op een paar na afkomstig uit het gigantische archief van Getty Images, maar ook daar worden we over deze foto niet veel wijzer. De geloofsbrieven van Jones en Amaral zijn goed genoeg om te denken dat ze uit een andere bron weten dat de driehoeken roze moeten zijn, maar het zou beter zijn als de lezer dat zelf kon controleren.
Op de foto van Sachsenhausen volgt in het boek een foto van Max Unger, een Joodse vluchteling uit Duitsland die naar Engeland kwam met het zogenoemde Kindertransport. Waarom wordt niet vermeld dat deze foto gemaakt is door Fred Morley? Een andere beroemde foto van Morley toont een melkman die in 1940 door een tijdens de Blitz net gebombardeerde straat loopt; brandweermannen zijn op de ach