Uit eten als nooit tevoren
Joël Broekaert mag er weer op uit en beschrijft hoe de horeca voorzichtig opstart. Deze week restaurant Scheepskameel in Amsterdam in samenwerking met hotel The Exchange.
‘Bent u klaar voor de volgende gang? Bel dan met de receptie door 9 te draaien.” We worden vriendelijk verzocht het dienblad met lege borden op de gang naast de deur op het bijzettafeltje te plaatsen. Niet al te lang daarna wordt er aan de deur geklopt: het teken dat het hoofdgerecht daar klaarstaat.
Het uitzicht is ongekend: de laatste stralen van een gul avondzonnetje vallen, weerkaatst door de grote gouden letters ‘Beurs van Berlage’, op een verlaten Damrak. Op een enkele fietser en een sporadisch trammetje na, is het leeg. Werkelijk leeg. De brede allee tussen Centraal Station en de Dam is normaliter de flessenhals waardoor dagelijks duizenden toeristen, dagjesmensen en Primark-bezoekers de hoofdstad binnenstromen. Als rechtgeaarde Amsterdammer mijd ik het Damrak doorgaans als de pest. Just as well – ik heb geen muts nodig met drie kruisjes of een wietblaadje erop.
Ik heb als brave huisvader ook al heel lang geen behoefte meer gevoeld om in mijn eigen stad een hotelkamer te boeken. Tot nu. Tot 1 juni is het namelijk de enige manier om uit eten te kunnen: zo lang je er logeert, mogen ze je er te eten geven. Slimme hoteliers zonder restaurant en restaurateurs zonder hotel zochten elkaar daarom de afgelopen weken op.
Hotel The Exchange bestaat uit 61 unieke kamers, verdeeld over drie onderling verbonden zeventiende-eeuwse pandjes, ingericht door studenten van het Amsterdam Fashion Institute en ontwerpstudio Maison the Faux. Elke kamer heeft een eigen thema. Zo kun je terechtkomen in een absurd grote, gebreide jarentachtigtrui met regenboogmotief die 360 graden rondom langs de muren omhoogloopt. Het plafond is zichtbaar precies in het midden van de kamer door de kraag van de trui. Of slaap je in een ‘interpretatie van een zeventiendeeeuwse kraag’, zoals we die kennen van de schilderijen van Rembrandt. Of in een volledig over the top roze blingblingpaleis met spiegels en kroonluchters, waar je een heel fatsoenlijke gangsta-rapvideoclip zou kunnen schieten.
Kortom: een bijzonder kunstproject dat door de hotelfunctie voor de meeste locals aan het oog onttrokken is gebleven. Op twee Duitse jongens na – die met de auto uit het Saarland zijn komen rijden om zich een midweekje suf te blowen op het balkonnetje naast ons – is er ook geen toerist te vinden.
Hemelsbreed nog geen anderhalve kilometer naar het oosten, op het Marineterrein, zit restaurant Scheepskameel. De voorbije jaren zaten daar dagelijks 110 tot 150 gasten te eten. Zoals zovelen zijn ze onmiddellijk nadat de lockdown van kracht ging, gaan bezorgen. Maar omdat Scheepskameel aan drie kanten ingesloten is door water, is het bereik via de bekende bezorgdiensten zeer beperkt. Om het hoofd boven water te houden, heeft het voltallig bedienend personeel de afgelopen weken op dinsdag in horeca-luwe wijken aan de periferie van Amsterdam – Landsmeer, Noord, Ijburg, Weesp – staan flyeren, om in het weekend met maaltijden langs de deuren te gaan. Met 420 menu’s vorig weekend een tamelijk groot succes, maar het blijft overleven.
Met elkaar in bed
Dus toen Hotel The Exchange – de eigenaar is een vaste gast in het restaurant – met het idee kwam om eten van Scheepskameel te serveren, doken ze snel en gretig met elkaar in bed. Wie boekt in Hotel Scheepskameel krijgt (in ieder geval tot eind juli) twee kamers. Een om te slapen. En een om te eten. De menu’s worden dagelijks voorbereid op het Marineterrein. Aan het eind van de middag neemt de kok het eten op de fiets mee naar het hotel, waar hij de finishing touch verzorgt met een stoomoven en een enkel inductiepitje. Die laatste hand, zo vlak voor het opdienen, maakt een wereld van verschil.
De keuken van Scheepskameel is niet al te complex, geen duizend dingen op het bord. De kracht zit in de altijd herkenbare sprankelende toets, een lichtvoetig element. Diezelfde charme benaderen, als het een uur in een doosje moet overleven, is best een uitdaging. Dat lukte heel aardig, daar niet van. Maar dat de lamsoren nu op locatie nog even à la minute geblancheerd kunnen worden, of de aardbeien een uurtje in balsamico gemacereerd – dat verkwikt het hele bord. Zoals de rinse kick van de fluwelen citroenjus bij de voluptueuze, zoete Japanse coquille met shiso en knapperige, geroosterde bloemkoolroosjes. Of de fonkelversgedopte erwtjes met ricotta en rabarberpickle. Het genot van écht restauranteten zit ’m uiteindelijk in de tinteling van de champagnebruis die zich nog vol levenskracht een weg baant door de nét getikte sabayon naast een ovenwarme madeleine.
De coronacrisis is klote voor iedereen. Maar deze avond had ik niet willen missen. We zijn uit eten. Echt uit eten. En meer dan dat: we zijn uit eten als nooit tevoren (en misschien ook nooit weer). Een privétafel in een sprookjesachtige, intieme setting. Een enkel wit linnen ingedekt tafeltje in een filmische setting van deze unieke hotelkamers. We zijn de hoofdrolspelers in ons eigen romantisch kostuumdrama – of in ons geval in onze eigen quirky romcom. En nog een bijkomend voordeel dat niet mag worden onderschat: we kunnen de speciaal samengestelde Spotify-playlist doorspoelen, wanneer wij dat nodig achten.
En als de laatste lik sabayon vakkundig uit het bakje is gesopt met de laatste madeleine, draaien we nog eens 9. Rozig van de zon en een lichtgekoelde, frisse Spätburgunder uit de Ahr, drentelen we richting het slaapvertrek. Wij wanen ons Alice, de lift is ons konijnenhol. Vanavond slapen we onder een hemel van grote, zachte, groene, gevlochten epauletten.
Morgen eten we eten ontbijt op bed. Op het Damrak. De wonderen zijn de wereld nog niet uit.
De coronacrisis is klote voor iedereen. Maar deze avond had ik niet willen missen