‘Best spannend om weer naar het museum te gaan’
Maandag gingen de musea weer open. NRC keek in een aantal steden hoe dat ging.
WASSENAAR
„We stonden vanochtend echt te popelen om naar het museum te gaan”, zeggen Cor Brockhoven en Annelies den Ouden uit Zeist. „Het voelde als een schoolreisje. We hebben zelfs broodjes gesmeerd voor onderweg.” Ze waren de eerste bezoekers die maandagochtend om elf uur weer naar binnen mochten bij Museum Voorlinden in Wassenaar, dat net als alle Nederlandse musea sinds 12 maart gesloten was vanwege het coronavirus.
„Het was fantastisch”, zegt het stel als ze na anderhalf uur weer buiten staan. „We vonden het toch best spannend om weer naar het museum te gaan. Houden mensen wel voldoende afstand? Maar het viel heel erg mee. Iedereen hield rekening met elkaar.”
Volgens het protocol van de Nederlandse Museumvereniging mogen musea per 1 juni één bezoeker per tien vierkante meter expositieruimte binnenlaten. Voorlinden, dat een oppervlakte heeft van 5.400 vierkante meter, heeft ervoor gekozen niet meer dan één persoon per vijftig vierkante meter toe te laten. Ieder kwartier mogen er 25 mensen naar binnen, die vooraf een kaartje voor een tijdslot hebben gereserveerd.
Het museum zit daarmee op ongeveer 30 procent van de bezoekersaantallen van voor de coronacrisis. „Op een normale dag zouden er in Voorlinden vijfhonderd mensen door de zalen dwalen, nu zijn dat er maximaal 150”, zegt directeur Suzanne Swarts. „We willen zo het gevoel van extra rust en ruimte bieden. De Voorlinden-ervaring moet blijven zoals het was.”
Het museum heeft om die reden ook vrijwel nergens strepen of pijlen op de vloer geplakt. De zalen zijn nog net zo wit, leeg en ruimtelijk als altijd. De enige zichtbare corona-aanpassing is het stijlvolle desinfectiezuiltje bij de ingang, dat je met je voeten kunt bedienen.
Veel bezoekers zijn op deze eerste dag speciaal vanwege die rust en ruimte naar Voorlinden gekomen. „Het is de hele entourage”, zegt Marianne Kos uit Amstelveen, die met haar vriendin Tineke de Graaff uit Den Haag ook een kaartje heeft bemachtigd voor het eerste tijdslot. „Zodra je de oprijlaan van het landgoed oprijdt, ben je in een andere wereld. Toen premier Rutte zei dat de musea weer opengingen, heb ik direct kaarten besteld om dat te vieren.”
DEN HAAG
Het Kunstmuseum in Den Haag is deze maandag eveneens volgeboekt, en toch zijn de zalen bijna leeg. Voorheen waren er bij topdrukte wel eens vijfduizend bezoekers op een dag, nu is er een limiet van vijfhonderd per dag. Je kunt kiezen uit twee looproutes: Route Mondriaan of Route Berlage. Van de route afwijken is uit den boze. Beide routes zijn zo opgesteld dat „het gevoel van dwalen door het gebouw zoals de architect H.P. Berlage dat bedoeld heeft, overeind blijft”. De routes zijn subtiel maar duidelijk met stickers op de muren aangegeven. Daarnaast staat bij elke zaal hoeveel mensen er maximaal tegelijk in mogen: twee in de kleine kabinetten en vier tot acht in de grotere zalen.
Halverwege dient het museumcafé in de tuinzaal als rustpunt. Echt lang kun je daar niet neerstrijken; je mag maximaal twee uur in het museum blijven. Als je te lang blijft treuzelen, word je vriendelijk verzocht de route te vervolgen.
Niet alle bezoekers kunnen geduld opbrengen. Een man van middelbare leeftijd stapt stevig door, terwijl de suppoost hem tot stilstand probeert te manen: „Heeft u wel een tijdslot?!”. „Ja hoor, ik heb het alle twee: een museumkaart en een tijdslot”, roept de man, voor hij verder draaft en een mopperende opmerking wegslikt.
GRONINGEN
In het Groninger Museum intussen voelt het alsof je er buiten openingstijd rondloopt. Er is meer personeel dan er bezoekers zijn. Per tijdslot van een half uur mogen vijftien mensen naar binnen. Eenmaal binnen ben je vrij om te blijven zolang je wilt. De looproute is aangegeven met grote pijlen op de vloer, die door de huisdesigner van het museum zijn ontworpen – duidelijk en niet storend. Zo moet je gedwongen het hele museum door, er zijn geen afsnijroutes zoals in de IKEA, en kom je ook weer eens langs de vaste collectie, die veel bezoekers normaal vaak overslaan.
AMSTERDAM
Bij het Stedelijk Museum in Amsterdam zijn een soort rotondes aangebracht als sticker op de vloer, om bezoekers in goede banen te leiden. Ze lijken wat overbodig, want met maximaal 25 bezoekers per kwartier in het hele gebouw moet je je best doen elkaar tegen te komen. Wie het liefst wil dwalen door het labyrintisch opgezette Stedelijk Base, de vaste museumcollectie, kan gerust zijn: hier ontbreekt nog steeds iedere richtingaanwijzing.
Verderop aan het Museumplein hebben bezoekers in het Rijksmuseum minder bewegingsruimte. In de smalle doorgangen tussen de tentoonstellingszalen hopen zich regelmatig bezoekers op. „Je merkt dat deze expositie vóór corona is ontworpen, als ze het nu zouden maken, zou het er heel anders uitzien”, denkt Patricia Fijneman uit Amsterdam. Samen met Erik Wiersma bezoekt ze het Rijks, ze wonen samen om de hoek. Het Rijksmuseum laat dagelijks tweeduizend bezoekers binnen, eenvijfde van de normale capaciteit. „Onveilig voelen we ons niet”, zegt Wiersma. „Mensen geven elkaar expliciet de ruimte, niemand staat te dringen. Ik hoop dat we dat nieuwe fatsoen ook na de crisis behouden.”
Met medewerking van Thomas van Huut, Bert Nijmeijer, Sandra Smallenburg, Milo Vermeire.