Modemensen, stap uit uw bubbel
Covid-19 noopt de mode-industrie tot een reset. Het moet anders, beter, duurzamer. Mooi, maar waar is de inclusie, vraagt Janice Deul zich af.
Ruim vier jaar geleden plaatste NRC mijn opiniestuk over lifestylebladen en (het gebrek aan) diversiteit. Hoe triest te moeten constateren dat er in de tussentijd maar weinig is veranderd. True, we zien meer ‘kleur’ op catwalks en covers, en bij talkshows schuiven vaker gasten (soms zelfs deskundigen!) met een biculturele achtergrond aan. Maar de redacties zijn vrijwel net zo homogeen (lees: wit) als destijds en steeds vaker geeft men blijk van leemtes in kennis ten aanzien van ‘andere’ culturen. Iets wat in toenemende mate leidt tot mis-informatie, stigmatisering en andere nare zaken. Je zou denken dat men deze problemen poogt te tackelen door in te zetten op een diverse en inclusieve redactie. Maar nee: liever neemt men zijn toevlucht tot het instellen van diversiteitsraden en -prijzen. Of tot het misbruiken van free labour van welwillende journalisten en insiders van kleur, die veelvuldig worden benaderd om gratis research te verrichten, gratis hun inzichten te delen en gratis hun netwerk ter beschikking te stellen.
Bijna beschamender nog dan deze ‘lazy journalistiek’ is de manier waarop uitingen van zwarte cultuur stelselmatig worden witgewassen of geridiculiseerd. Hoe kan het dat media als de VRT anno 2020 nog steeds schrijven over ‘de bl*nke oorsprong’ van de rock-’n’roll, zoals bij het overlijden van Little Richard gebeurde? (Voor de goede orde: deze muziekstroming komt voort uit de Afro-Amerikaanse cultuur. Sister Rosetta Tharpe, een zwarte queer vrouw, heeft de rock-’n-roll ‘uitgevonden’.)
Enfin, inclusief zijn blijft lastig, ook in de wereld van fashion. Nu representanten van de internationale modewereld hun ‘post-Covid-19-plannen’ ontvouwen, roepen allen op tot structurele hervormingen. En inderdaad: broodnodig. Het concept van sales, meerdere grote shows per jaar, in bloedspoed wisselende collecties, peperdure en milieubelastende productiewijzen; het systeem as we know it heeft zichzelf allang overleefd. Ik juich het dus van harte toe dat het onderwerp sustainability nu echt op de modekaart staat. Ik vind het ook fantastisch dat het veelvuldig aan bod komt op opleidingen, in academische settings en denktanks. Ook ben ik enthousiast over elk convenant dat wordt gesloten om de mode-industrie eerlijker en duurzamer te maken. Want inderdaad: zero waste! We moeten stoppen met het verspillen van energie en grondstoffen.
Maar hoe zit het met die andere vorm van verspilling? Die van vrouw-/non-binairepersoon/mankracht, talent en inzichten? De verspilling van het probleemoplossend vermogen van groepen of personen die geen toegang hebben tot (internationale) media en de gremia?
Lieve modemensen, laten we de Covid-19-crisis aangrijpen voor een total recall van het systeem. Dat wil zeggen: ook inzetten op diversiteit en inclusie. We kunnen niet alleen vertrouwen op de usual suspects als het gaat om het dealen met de problemen waar de industrie nu voor staat. Wie weet komt de oplossing uit onverwachte hoek. Laten we de deuren dus openen voor degenen die van oudsher aan de zijlijn staan. De modewereld heeft nu de kans om het beter te doen. Dus ontwerpers, marketeers, theoretici en media, stap uit uw bubbel. Uit naam van de mode, de mensheid en van de planeet.
Little Black Hair Book.
en tweede…, nee, dat laat ik voor wat het is. Ten derde denkt Den Hartogh dat ik niet snap wat de taak van de rechter in een democratische rechtsstaat is. De rechter mag de wet immers niet terzijde schuiven. Als in de wet staat dat de oude schriftelijke wilsverklaring geldt, in plaats van een actueel verzoek van een patiënt om te blijven leven, dan moet de rechter zich daarbij neerleggen.
Ja, tot zover snap zelfs ik het wel. Maar Den Hartogh weet natuurlijk dat zo’n casus niet voor niets bij de Hoge Raad belandt. In dit geval heeft het Openbaar Ministerie nota bene zelf de zaak voorgelegd aan de Raad met verzoek om cassatie in belang der wet. In gewone taal: de staat wilde wel eens weten welke kant het op moet met het recht. De rechtsvraag draait in dit geval om de kwestie van de wil van de patiënt. En daarover hebben al die deskundigen in die krantenstukken het dus steeds.
Ten vierde, ten vijfde… Denken over euthanasie is een fragiel en kwetsbaar proces waarin een land steeds gezamenlijk voorzichtig een stapje verder komt. Oude wetten, nieuwe inzichten, nieuwe casuïstiek en nieuwe jurisprudentie. Deze uitzonderlijke koffie-zaak dwingt ons na te denken over de verhouding tussen wil en geestelijke vermogens.
Het moet mogelijk zijn om euthanasie te verlenen „aan een vreedzaam met een pop spelende patiënt”, schrijven vooraanstaande juristen. Want het lijkt misschien alsof de patiënt wil leven, „alleen slaat die wil nergens meer op”, schrijft ethicus Govert den Hartog. Deze benadering gaat toetsingscommissies, tuchtrechters en andere deskundigen te ver. En ja, inderdaad, mij ook.
Zo’n gesprek is te belangrijk om andere deelnemers eraan weg te zetten als nitwits die de feiten niet kennen, de taal niet spreken, de rechtsstaat niet snappen en niet kunnen redeneren. „Het komt er op aan het dilemma onder ogen te zien en het niet met drogredenen uit de weg te gaan”, schrijft Den Hartogh warempel zelf. Amen.