NRC

En toen moest hij voor z’n ouders zorgen

Hoe beïnvloedt corona levens in de L-flat in Zeist? Daniël van den Elskamp (31) woont sinds een jaar zelfstandi­g, na het onderbreng­en van zijn ouders in zorghuizen. Nu zijn ze onbereikba­ar.

- Tekst Ingmar Vriesema Beeld Daniël Niessen

‘Ik woon al heel m’n leven in de flat. 31 jaar dus nu. Tot vorig jaar woonde ik met m’n ouders op zeven hoog, in portiek vier. M’n moeder was een bekend gezicht hier. Ze deed boodschapp­en voor andere bewoners. En vrijwillig­erswerk in het inloophuis in portiek zeven. Mijn vader werkte bij een stomerijfa­briek. Bij een kerstpakke­t zat zijn ontslagbri­ef. Mijn ouders konden een jaar lang nauwelijks rondkomen, dat weet ik nog. Ik was negen of tien. Moesten we telkens aan de buurvrouw vragen of ze nog een pak melk had.

Vorig jaar, eind april, kreeg mijn moeder een herseninfa­rct. In mijn armen wachtte ze op de ambulance. Een bloedprop naar de hersens toe, en in d’r hals. Ze zit in het verpleeghu­is nu. Lopen kan ze niet meer. De hele dag zit ze met d’r hoofd zo los op d’r nek – „húúhhúúh-húúh-húúh”. Alleen maar huilen. Dus die is er niet lekker van afgekomen.

Drie weken na het herseninfa­rct werd ik gebeld op m’n werk – dakbestrat­ing doe ik. Buurvrouw aan de lijn. „Je vader is ingestort.” Hij lag voor haar deur. Hij was al slecht ter been, en heeft dementie. Na dat met m’n moeder ging het geestelijk niet lekker meer.

Mijn pa wilde niet weg uit de flat. Ik zei: ik kan niet telkens met jou naar het ziekenhuis! Ik moet werken! Ik ben hun vertegenwo­ordiger – m’n twee broers wonen niet in Zeist, die spreek ik weinig. Toen heb ik ervoor gekozen hem ook naar een zorgtehuis te doen. Maar m’n ouders konden niet bij elkaar. M’n moeder heeft een hogere ziekte zeg maar. Zorgzwaart­e ja. Zij heeft 5, en m’n vader 4. Ze konden wel allebei naar een tehuis in Bilthoven, op driehonder­d meter van elkaar. Liep mijn vader alsnog, met stok, elke middag naar haar toe. Vóór de corona dan.

De eerste drie maanden ging ik elke dag bij mijn ouders langs. Uit m’n werk, fiets pakken, erheen. Ik heb geen rijbewijs.

Ik kon niet blijven wonen in een vierkamera­ppartement, zei de woningbouw. Dus ik moest alles uitruimen. En m’n moeder was een kringloopv­rouw. In één slaapkamer stonden zes kasten. We hadden vijf katten, en één bleek te hebben gescheten achter zo’n kast. Dat was helemaal in de vloer getrokken. Dan kun je boenen, maar dat krijg je er niet uit. In een andere kast stonden van die flessen met frituurvet, die zou m’n moeder ooit weggooien. Eén zo’n fles is kapotgekla­pt. Is die frituur er via de achterkant uitgelopen. Dat gaat schimmelen. Zo’n zwarte schimmelko­eklaag.

Ja, m’n moeder was wel van het schoonmake­n, maar niet overal. En ik kwam nooit in hun slaapkamer, en ook niet in de kamer met die kasten. Ik was al 30 hè, m’n slaapkamer was m’n woning. Maar nu moest ik alles regelen. Hele dag werken, dan bij hen langs, tien uur ’s avonds thuis, eten, schoonmake­n, slapen. En om half vijf ging de wekker weer – ja echt, dat is de bouw hè. Dat ging zo een paar maanden door. Dit tekenen, dat overzetten, daar betalen, medicijnen halen bij die en die apotheek, o nee toch die andere.

Op een dag kwam ik m’n bed niet meer uit. Ik had nergens meer zin in. En ik had al die katten nog. Het werd alleen maar viezer. De buren gingen klagen. Die hadden kennelijk één keer een vleugje van iets geroken.

Ik heb toen hulp gekregen van iemand. Van het sociaal team ja. Nu woon ik in een tweekamera­ppartement op de begane grond.

Door corona dacht ik: niet naar m’n ouders, dat scheelt tijd. Maar door de telefoon kon ik m’n moeder eerst helemaal niet verstaan. „Even ademen,” zei ik dan. „Rús-tig!” Zij: „Ik wil tandpasta – húúh-húúh-húúh!” Huilen om tandpasta. Dan wil je er graag heen. Komt goed ma, het is maar tandpasta. „Ik wil je graag zien”, zegt ze ook vaak door de telefoon. „Ja maar dat gáát niet”, zeg ik dan. Ik kan ook niet voor haar raam gaan staan, want dan wil ze nooit meer weg bij dat raam.

Met m’n vader gaat het wel. Alleen wil die naar m’n moeder.

Al met al heb ik het ergste gehad denk ik. Behalve dat ik vorige week m’n arm heb gebroken. Ik rende door het huis en knalde met m’n arm tegen de deurpost. En een paar dagen later: ik spring van het muurtje van m’n balkon, kom ik in een plantenbak terecht. Enkelbande­n gescheurd. Voet in een spalk, hand in het gips. Maar ik werk gewoon door. Eigen bedrijf hè. En de klus liep al uit.”

Eerdere aflevering­en op nrc.nl/deflat-corona

 ??  ?? op het balkon van zijn tweekamera­ppartement. Het vierkamera­ppartement waar hij met zijn ouders woonde, moest hij van de woningcorp­oratie verlaten.
op het balkon van zijn tweekamera­ppartement. Het vierkamera­ppartement waar hij met zijn ouders woonde, moest hij van de woningcorp­oratie verlaten.
 ??  ?? Daniël van den Elskamp
Daniël van den Elskamp

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands