Inpakkunstenaar met groot publiek
Christo pakte samen met zijn vrouw Jeanne-Claude eilanden, bruggen en gebouwen in. Projecten van pure schoonheid, die altijd tijdelijk waren, gratis te bezoeken en volledig door hemzelf werden betaald.
Er zijn weinig kunstenaars die zo’n lange adem hadden als Christo, de kunstenaar die zondag in zijn huis in New York op 84-jarige leeftijd overleed. Bijna zestig jaar duurde het voordat hij toestemming kreeg om de Arc de Triomphe in Parijs in te pakken – de eerste schets van dat idee maakte hij al in 1962, pas dit jaar zou die droom werkelijkheid worden. Maar de kunstenaar overleed voordat hij het kunstwerk kon maken. In de halve eeuw dat hij en zijn echtgenote Jeanne-Claude werkzaam waren, realiseerden ze 23 projecten en werd de toestemming voor 47 andere geweigerd – projecten waar ze soms decennialang aan gewerkt hadden.
Er zijn ook weinig kunstenaars die zo gul waren als Christo. Alle kunstwerken die hij maakte in de openbare ruimte, van Central Park in New York tot het Iseomeer in Italië, waren gratis toegankelijk voor het publiek. De kosten voor die projecten, vaak vele miljoenen euro’s, betaalde de kunstenaar zelf uit de opbrengsten van zijn schetsen, foto’s en voorstudies. Subsidies of sponsoring weigerde hij consequent. Hij wilde onafhankelijk zijn, zei Christo daarover in 2019 in een interview met NRC.
„Ik ben op mijn 21ste gevlucht uit een communistisch land. Van mijn vrijheid wil ik geen millimeter opgeven aan compromissen.”
Bulgarije
Christo Vladimirov Javacheff werd geboren in de Bulgaarse stad Gabrovo, op 13 juni 1935 – precies dezelfde dag als zijn latere echtgenote, de Franse Jeanne-Claude Denat de Guillebon. In 1952 ging hij studeren aan de kunstacademie in Sofia, een klassieke opleiding van acht jaar die hij nooit zou afronden.
Toen Christo in september 1956 een bezoek bracht aan familie in Praag, brak kort daarna in Hongarije de revolutie uit. Vanuit Tsjechoslowakije vluchtte hij in 1957 naar Wenen en Genève, omdat daar het VN-hoofdkantoor voor vluchtelingen gevestigd was. In maart 1958 arriveerde hij als stateloze politiek vluchteling in Parijs. Hij hield zichzelf er in leven door op straat portretten te schilderen.
Kort na zijn aankomst in Parijs kreeg Christo de opdracht het portret te tekenen van Précilda Denat de Guillebon, de vrouw van een Franse generaal. Hij werd verliefd op de generaalsdochter, Jeanne-Claude, maar zij was al verloofd. Kort na haar huwelijk bleek ze zwanger van de straatkunstenaar en besloot ze toch met Christo samen te gaan wonen.
In 1964 verhuisden ze naar New York waar ze hun intrek namen in een verwaarloosd pand in Soho, dat hun verdere leven hun woonhuis annex studio zou blijven. De eerste jaren woonde Christo er illegaal, in 1973 werd hij Amerikaans staatsburger en kon hij het pand aankopen.
In Parijs maakte Christo aanvankelijk kunst van bestaande voorwerpen die hij stapelde of inpakte met textiel, plastic en touwen – in de geest van het nouveau réalisme van Yves Klein en Arman.
In 1962 bouwde hij in de Rue Visconti een muur van olievaten, als commentaar op het IJzeren Gordijn. Christo had een jaar daarvoor zijn eerste expositie in Berlijn gehad en in de zomer van 1961 gezien hoe de Muur gebouwd werd. Zijn voorstel voor de muur van olievaten werd afgewezen, en dus bouwde Christo hem illegaal, gedurende één avond. „Het verkeer stopte, mensen waren boos, de politie kwam.”
Het eerste idee om een heel gebouw in te pakken hadden Christo en Jeanne-Claude al in 1961, maar het zou nog tot 1968 duren voordat dat daadwerkelijk lukte. In dat jaar omhulden ze de Kunsthalle Bern, ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van het museum, met ruim 2.400 vierkante meter doorzichtig doek en drie kilometer aan nylon touw. Ter hoogte van de ingang brachten ze een snee aan, zodat bezoekers toch naar binnen konden. Het zou hun handelsmerk worden: grote bouwwerken of landschappen tijdelijk bedekken met stof.
‘Wrapped Kunsthalle’ was de opmaat voor een nog veel groter project: het inpakken van een stuk kust van 2,4 kilometer lang in Little Bay, Australië. Daarvoor had Christo in 1969 ruim 92.000 vierkante meter stof nodig en ruim 56 kilometer touw. Het waren de jaren dat in Amerika ook land-artkunstenaars als Robert Smithson en Michael Heizer het landschap introkken om monumentale kunstwerken te bouwen die sterk gericht waren op de ervaring van de toeschouwer. Alleen maakten zij kunst voor de eeuwigheid, terwijl Christo’s ingrepen tijdelijk waren.
Christo’s doel was: de toeschouwer opnieuw naar steden en landschappen laten kijken. Vaak bouwde hij tijdelijke grenzen, muren, of afsluitingen, maar hij legde ook nieuwe verbindingen, zoals de goudgele Floating Piers, drijvende pieren die in het Italiaanse Lago d’Iseo twee eilandjes met het vasteland verbonden en die in 2016 ruim 1,2 miljoen bezoekers in bekoring brachten.
Altijd waren zijn projecten fotogeniek: momenten van pure schoonheid die twee weken duurden. Surrounded Islands (1983) bestond uit felroze weefsels rond elf eilandjes voor de kust van Miami. Voor The Umbrellas (1991) bedekte het paar gelijktijdig een vallei in Japan en Californië met parasols – blauwe voor de waterrijke Japanse rijstvelden en gele voor het dorre Californische land.
Pont Neuf
Maar het bekendst zijn nog altijd de ingepakte Pont Neuf in Parijs (1985) en de ingepakte Rijksdag in Berlijn (1995) – kunstwerken die in het collectief geheugen van miljoenen mensen verankerd zijn. Dat laatste project kostte twintig jaar aan voorbereiding. Tussen 1992 en 1994 spendeerde Christo ruim 350 dagen in Bonn, om te lobbyen in het Duitse parlement. Het project werd drie keer afgewezen, maar kwam er toch, dankzij haar organisatorisch talent en zijn visionaire tekeningen.
Jeanne-Claude en Christo vlogen altijd apart van elkaar, zodat hun projecten voortgezet konden worden als een van hen zou sterven. Nadat Jeanne-Claude in 2009 was overleden, bleef Christo hun ideeën trouw. In interviews praatte hij steevast in de wij-vorm, alsof zij er nog bij was.
Christo was ook een wispelturige man. Soms kon hij ineens genoeg krijgen van een project. In 2017 cancelde hij plotseling ‘Over The River’, zijn plan om een deel van de Arkansas-rivier in Colorado te overspannen met stof. Hoewel hij in twintig jaar tijd al 15 miljoen dollar aan voorbereidingskosten in dat project had gestoken, besloot hij het te staken toen president Donald Trump aan de macht kwam.
„Ja, dat geld is weg”, zei hij in NRC. „Maar de ervaring is niet weg en die is onvervangbaar. Alle projecten zijn een reis en we hebben altijd van ieder onderdeel genoten, van de eerste schets tot de realisatie. Van iedere uitgegeven dollar heb ik genoten.”