Arbeidsmigranten zijn de bonus voor de klant
Is Kurt Sievers, de nieuwe Duitse topman van chipfabrikant NXP in Eindhoven, een arbeidsmigrant? Of een ‘ouderwetse’ grensarbeider? Bij zijn voorganger, de Amerikaan Rick Clemmer, is dat duidelijker. Evenals bij de Amerikaanse bestuursvoorzitter Nancy McKinstry van uitgever Wolters Kluwer. Zij voldoen niet aan het stereotype beeld van de arbeidsmigrant. Ze héten ook geen arbeidsmigranten, maar expats. Als ze de aandacht trekken is dat, zoals Sievers, Clemmer en McKinstry, met hun arbeidsloon. De aanblijfbonus van de eerste twee van respectievelijk 24 miljoen en 73 miljoen dollar en McKinstry’s totale beloning van bijna 15 miljoen euro.
Ze zijn een wereld verwijderd van de arbeidsmigranten die nu in het nieuws zijn. Hoofdarbeiders versus handarbeiders. Hoofdkantoren en thuiswerken versus slachthuizen en distributiecentra. VS en West-Europa versus Oost-Europa. Fiscale subsidies, zoals de 30-procentregeling, om minder inkomstenbelasting te betalen versus minimumloon en soms schrijnende leef- en werkomstandigheden. De 21ste eeuw versus 19de-eeuwse arbeidsverhoudingen.
Twee werelden, dezelfde globalisering.
De burger heeft verschillende petten op. Die van de vleesconsument én die van de kiezer
De afhankelijke positie en de kwetsbaarheid van Poolse en Roemeense arbeidsmigranten is sinds de toetreding van die landen tot de Europese Unie een constante factor in de sociale economie. Het nieuws de afgelopen jaren over misstanden komt met vergelijkbare uitbraken als die van het Covid-19-virus de afgelopen weken.
Die uitbraken van nieuws hebben, het klinkt misschien cynisch, steeds hetzelfde patroon. Er is de misstand. Plaatselijk. Vaak buiten de randstad. Rumoer. Een organisatie, zoals een vakbond, of een individu trekt zich het lot van de migranten aan. Een autoriteit, zeg: een burgemeester of minister, belooft erin te duiken en maatregelen te nemen. Het rumoer dooft uit, tot een nieuwe uitbraak elders. Waarom?
Omdat laagbetaalde arbeidsmigratie uit Oost-Europa een permanent belangenconflict blootlegt tussen boeren, burgers en buitenlui. De boeren zijn in dit geval de leveranciers van de slachthuizen: volume, afzet en export. De burger heeft meerdere petten op. Die van consument die goedkoper vlees krijgt. Dat is zijn bonuskaart van de globalisering. Maar hij draagt ook de pet van de kiezer die met zijn stem het leed van mens én dier kan verbeteren.
De buitenlui zijn de arbeiders die het onaangename werk doen dat de meeste Nederlanders weigeren. Dankzij arbeidsmigratie hóéven werkgevers Nederlandse werknemers niet meer te interesseren, bijvoorbeeld met hoger loon. Oost-Europeanen doen het, graag of niet.
De gedateerde Europese regels, het papieren Europese toezicht op grensoverschrijdende arbeid en het hyperliberale beleid van Nederland tegenover uitzendbureaus helpen ook niet. De uitzendbureaus doen de werving en de huisvesting en kunnen aan beide geld verdienen. Arbeiders uit Oost-Europa worden krachtig gesteund door hun regeringen die geen barrières willen bij het vrije verkeer van mensen in Europa.
In deze kluwen van belangen en tegenstellingen hoef je niet te rekenen op een Europese oplossing. Een Nederlands vergunningensysteem voor uitzendbureaus plus publiek toezicht liggen voor de hand. Loskoppeling van huisvesting en werk verslapt de greep van de uitzendbureaus op de arbeidsrelatie. Een verhoging van het minimumloon zou wonderen doen. Sectoren die zo afhankelijk zijn van laagbetaalde arbeid en soms twijfelachtige werkomstandigheden zijn op z’n best marginale bedrijfstakken die overleven dankzij enorme productievolumes. Hogere loonkosten kraken dat ‘verdienmodel’. Dat is winst voor mens én dier.