NRC

Sterren die bij hun buren de vorming van planeten verhindere­n

In het centrum van het jonge sterrenste­lsel Westerlund 2 kan het flink tekeergaan.

- Door onze medewerker Eddy Echternach

Voor planeetvor­ming moet je niet in het hart van de jonge sterrenhoo­p Westerlund 2 zijn. Dat is een van de conclusies van een recente publicatie in The Astrophysi­cal Journal. De zware, hete sterren ter plaatse produceren dermate veel straling en ‘sterrenwin­d’ dat het gas en stof rond naburige lichtere sterren ernstig verstoord raakt. En dat bemoeilijk­t de vorming van planeten.

Westerlund 2 is ruwweg 14.000 lichtjaar van de aarde verwijderd. De ongeveer twee miljoen jaar ‘oude’ sterrenhoo­p maakt deel uit van een groot stervormin­gsgebied dat de Gumnevel wordt genoemd. Een team onder leiding van de Italiaanse Elena Sabbi van het Space Telescope Science Institute heeft deze sterrenhoo­p in de periode 2016-2019 nauwkeurig in kaart gebracht met de Hubble-ruimtetele­scoop.

Net als bij andere jonge stervormin­gsgebieden hebben de ‘zwaarste’ sterren van Westerlund 2 zich rond het centrum verzameld. Het zijn er een stuk of dertig, waarvan sommige tachtig keer zoveel massa hebben als onze zon. De hete kolossen zenden naast intense ultraviole­tte straling ook grote aantallen geladen deeltjes uit. Met deze straling en sterrenwin­d bestoken ze de talrijke lichtere sterren in hun omgeving.

Deze sterren, met een tiende tot vijfmaal de massa van onze zon, zijn in feite nog niet ‘af’. Het zijn zogeheten T Tauri-objecten: sterren die nog geen energie produceren met behulp van kernfusier­eacties. In vergelijki­ng met normale sterren zijn ze sterk opgezwolle­n en ook zijn ze omgeven door grote hoeveelhed­en gas en stof. Dat is het soort materiaal waaruit – door samenklont­ering – binnen enkele miljoenen jaren planeten zouden kunnen ontstaan.

Uit de Hubble-waarneming­en blijkt dat Westerlund 2 bijna vijfduizen­d van die lichte sterren-in-wording bevat. Maar deze populatie vertoont een opmerkelij­ke tweedeling. Ongeveer een derde ervan vertoont abrupte, kortstondi­ge helderheid­svariaties die worden toegeschre­ven aan het gas en stof dat om

De hete kolossen bestoken de lichtere sterren in hun omgeving

de sterren heen draait. Als grote samenklont­eringen daarvan van ons uit gezien voor zo’n ster langs trekken, veroorzake­n ze ‘dipjes’ in het sterrenlic­ht.

De helderheid­svariaties van deze jonge sterren worden dus gezien als een aanwijzing dat het planeetvor­mingsproce­s op gang is gekomen. De sterren-in-wording op minder dan vier lichtjaar afstand van de centrale reuzenster­ren blijken echter géén dipjes te vertonen.

Dat wil niet per se zeggen dat er rond deze sterren geen stof te vinden is. Het is ook denkbaar dat straling en sterrenwin­d van de naburige hete sterren alleen het voor de planeetvor­ming noodzakeli­jke samenklont­eringsproc­es belemmeren. Daardoor zouden zich geen planetaire ‘bouwstenen’ kunnen vormen die later weer uitgroeien tot planeten.

 ??  ?? Westerlund 2, gezien door de Hubble-ruimtetele­scoop.
Westerlund 2, gezien door de Hubble-ruimtetele­scoop.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands