RICHARD VAN DER MEER
De zoektocht naar een AZ-aanvoerder die plotsklaps verdween
Misschien typeert de foto, genomen meteen na de gewonnen KNVB Beker in 1981, hem wel het best. Daar waar al zijn ploeggenoten poseren met een gelukzalige glimlach, gaat Richard van der Meer schuil achter de brede rug van de lachende John Metgod (staand, derde van links). Emotie is nauwelijks waarneembaar en de man met de schalkse blik en het ondeugende kuiltje in de kin lijkt het feestgedruis zo snel mogelijk achter zich te willen laten.
Als John Metgod, veertig jaar later, met die foto wordt geconfronteerd, zegt hij: “Richard was gewoon niet zo uitbundig als veel andere jongens destijds bij AZ. In veel gevallen een echte tegenpool van zijn meeste teamgenoten. Maar dat was bij dit AZ ook heel prettig, iedereen kon en mocht zijn wie hij was. Iedereen kreeg daar de ruimte voor. En daar waar anderen zeer uitgelaten waren, liet Richard nooit het achterste van zijn tong zien. Hij was uiterst introvert.”
En mysterieus was hij ook, deze Richard van der Meer. Over de speler, die in 1981 met AZ niet alleen de beker won maar ook de landstitel, en in 1984 plotsklaps zijn contract inleverde en zo op zijn 24ste al stopte als betaald voetballer, is verdraaid weinig informatie te vinden. Zo heeft de rechtervleugelverdediger, in tegenstelling tot al zijn toenmalige ploeggenoten, niet eens een eigen Wikipedia-pagina. Dat zegt weliswaar niet alles, maar best veel. Gelukkig wordt hij geëerd op de website van zijn oude amateurclub DOSR uit Roelofarendsveen en leren we dat hij in 1960 is geboren en dat de trainer van het eerste hem al op zijn veertiende wilde laten debuteren in de hoofdmacht. Ook is te lezen dat Richard van der Meer een veel scorende middenvelder was en dat hij al meetrainde bij Ajax, maar dat hij op zijn negentiende koos voor AZ ’67. Die club was, aan de kapitaalkrachtige handen van de gebroeders Molenaar, bezig een topteam samen te stellen.
Te bescheiden
Hugo Hovenkamp is in die jaren de vaste linksback van AZ ’67, de andere verdedigende vleugel dan die Van der Meer bestreek. Hovenkamp: “Richard kwam in de ploeg omdat Henk van Rijnsoever zwaar geblesseerd raakte. Hij speelde al bij ons in de jeugd en was opkomend erg sterk. Goed in de combinatie ook. Richard paste zich moeiteloos aan ons niveau aan, en echt, hij had veel meer uit zijn carrière kunnen halen. Maar Richard was heel bescheiden. Te bescheiden. En volgens mij leefde hij ook niet honderd procent voor het voetbal. Hij werkte daarnaast in het bedrijf van zijn vader, dacht ik. Maar veel meer kan ik ook niet over hem vertellen, ik heb niet eens zijn telefoonnummer, terwijl ik van al mijn andere ploeggenoten het telefoonnummer wél heb. En ik kom hem ook nergens tegen. Op reünies bijvoorbeeld is hij nooit van de partij.”
“Nou, het verbaast me eigenlijk niks dat Hugo het nummer van Richard van der Meer niet heeft.” Aan het woord: Kees ‘Pier’ Tol, aanvaller in het team van AZ ’67 dat begin jaren tachtig zo ijzersterk was. “Hugo en Richard hadden een klein financieel akkefietje, en dat heeft Hugo aardig wat geld gekost. Het fijne weet ik er niet van, maar ik weet wel dat Hugo toen niet echt blij was met Richard en het zou mij niet verbazen als hij het nummer van Richard bewust heeft gewist, want Hugo heeft van iedereen het telefoonnummer. Als ik hem mag geloven zelfs van de paus, haha.”
Richard van der Meer die uit een zakelijk avontuur stapt en zijn financiële afspraken met een ploeggenoot niet nakomt, daar
maak je natuurlijk geen vrienden mee. Maar kan het zo zijn dat Van der Meer uit dit avontuur stapte omdat hij bij AZ domweg te weinig verdiende en bang was zijn spaarrekening volledig in gevaar te brengen? “Tja, dat zou kunnen. Richard behoorde, net als ik trouwens, niet tot de grootverdieners van AZ”, zegt Tol. “En begrijp me niet verkeerd, hè, Richard was een aardige knul. Een beetje een eenling, dat wel. Hij zat niet echt bij een groepje ofzo, hij was behoorlijk op zichzelf.”
Eenling
Het beeld dat Richard van der Meer een eenling was, komt telkenmale terug en ook is het duidelijk dat hij door de jaren heen de publiciteit bepaald niet opzocht. Interviews met de verdediger zijn uiterst spaarzaam. Maar in 1981 krijgt De Telegraaf hem te spreken en wordt eens te meer duidelijk dat de verdediger niet van poespas houdt. “Ik kan door de hele poppenkast rond het voetballen heen kijken. Mij maken ze niet gek. Supersnelle auto’s en dancings hoeven niet voor mij. Ik woon nog lekker bij mijn ouders.” Niet zo heel gek overigens voor een jongen van 21 jaar die in het krantenartikel ook nog gewag maakt van zijn ultieme droom: “Mijn grootste wens is een contract als fullprof te tekenen waar AZ en ik tevreden mee zijn. Lukt dat niet, dan word ik semiprof en ga ik in het bedrijf van mijn vader werken.”
Veel contact met zijn oud-ploeggenoten heeft Van der Meer dus niet, maar gelukkig biedt de huidige voorzitter van DOSR, Erik van Rijn, uitkomst. “Ik heb even contact gehad met Richard en ik mag zijn mobiele nummer aan u geven. Schrijf maar een mooi verhaal over hem. Heeft hij wel verdiend”, zo appt de preses van de club uit Roelofarendsveen. Hoewel dus niet eenvoudig traceerbaar, blijkt Richard van der Meer niet volledig van de aardbodem verdwenen.
“Maar interviews geef ik eigenlijk al een jaar of 35 niet meer. Ik volg het voetbal nog wel, maar ik blijf er niet meer voor thuis”, aldus de bijna mythische rechtsachter van AZ die, eenmaal opgespoord, een aanstekelijk vrolijke toon aanslaat. En op de vraag waarom hij in 1984 plotseling zijn contract inleverde en met de noorderzon vertrok, antwoordt Van der Meer “Ik heb eigenlijk op het verkeerde moment mijn handtekening onder een driejarig contract gezet. Een schitterend contract, dat zeker, maar een van de voorwaarden om te tekenen, was dat de kern van het supersterke AZ van 1981 intact zou blijven. Nou, de inkt van mijn handtekening was nauwelijks opgedroogd toen in 1982 ineens de halve basis vertrok.”
‘Supersnelle auto’s en dancings hoeven niet voor mij. Ik woon nog lekker bij mijn ouders’
En inderdaad, nadat AZ ’67 ook de beker in 1982 weet te winnen, wordt een bepalend deel van het succeselftal compleet ontmanteld en in plaats van een poging te wagen de Europese top te bestormen, wordt juist een flink aantal sterkhouders verkocht. Zo vertrekken spelers als John Metgod (naar Real Madrid), Ronald Spelbos (Club Brugge), Jan Peters (Genoa), Kristen Nygaard (Nîmes) en Kees Kist (Paris Saint-Germain).
Die kaalslag is duidelijk terug te zien in de resultaten, want de gevallen topclub eindigt dat seizoen als elfde. De club glijdt steeds verder af, tot afgrijzen en leedwezen ook van Richard van der Meer. “Nadat veel van onze topspelers waren vertrokken, kreeg ik ook een paar mooie aanbiedingen uit het buitenland. Zo kon ik zowel naar het Spaanse Murcia als naar Anderlecht. Maar de gebroeders Molenaar wilden me niet laten gaan. Bij Anderlecht kon ik echt een wereldcontract tekenen, maar AZ hield voet bij stuk en bepaalde dat ik in Alkmaar moest blijven. Knap waardeloos natuurlijk, want Anderlecht trok vervolgens Adri van Tiggelen aan. En die heeft daar een geweldige periode beleefd. Ook financieel. Dat ik niet de vrijheid kreeg een mooi buitenlands avontuur aan te gaan, heeft mij buitengemeen gestoken.”
Een mooie aanbieding vanuit het buitenland krijgen maar dat de gebroeders Molenaar daar eigenhandig een stokje voor steken, herkent Pier Tol ook. “Ja, dat heb ik ook meegemaakt. Op een gegeven moment kon ik naar Ajax en naar PSV én naar het Spaanse Gijon. Maar telkens zeiden de Molenaartjes ‘Pier blijft hier’. Vervelend natuurlijk, want bij die clubs kon ik echt grootverdiener worden. Al snel bleek dat mijn zaakwaarnemer, Piet Keizer, hier een kwalijke rol in vervulde. Elke keer dat er een club belangstelling toonde, briefde Keizer dat meteen door naar de gebroeders Molenaar en die gingen dan echt belachelijk hoge transfersommen voor me vragen. Destijds was het zo dat als je 75.000 gulden per jaar verdiende, er een ongelimiteerde transfersom gevraagd kon worden. En dat deden de Molenaartjes dan ook. Verder geen kwaad woord over Piet Keizer trouwens, maar hij heeft me toen aardig genaaid”, aldus de voormalige aanvaller, die nu een sportshop runt in Volendam.
De bom barst
En zo kan niet alleen Pier Tol een mooie transfer vergeten, maar blijft ook Richard van der Meer volkomen gedesillusioneerd achter in Alkmaar. Te midden van een uitgeklede selectie, die de hoge positionering van de voorgaande jaren niet weet te evenaren. Bij lange na niet zelfs. En dat laat diepe sporen na. In het bijzonder bij de balende Van der Meer. Bij hem barst, eind 1984, de bom. Op 9 december van dat jaar speelt Van der Meer nog mee in de met 4-2 verloren wedstrijd tegen Roda JC. Als hij om zich heen kijkt, dringt eens te meer tot hem door dat hij niet meer de kleedkamer deelt met Europese toppers als voorheen, maar met modale spelers als Fred Filippo, Hans Reijnders en Bert van der Poppe. Een groot verschil. AZ staat onderwijl laatste in de eredivisie en heeft na zestien competitiewedstrijden slechts één keer gewonnen. Daarnaast wordt zeven keer gelijkgespeeld en maar liefst acht keer verloren. Een zwaar gedesillusioneerde Van der Meer vraagt na die zeperd in Kerkrade een gesprek aan met trainer Piet de Visser.
‘Verder geen kwaad woord over Piet Keizer trouwens, maar hij heeft me toen aardig genaaid’
Die ziet op het moment dat Van der Meer zijn trainerskamer binnenloopt de bui al hangen.
“Je stopt ermee, hè?”
“Ja trainer, ik hou ermee op. Ik ben er helemaal klaar mee, heb het compleet gehad met het voetballen.” “Ja, die zag ik wel aankomen, jongen.”
“Laten we hier het contract dat ik heb, verscheuren en we praten nergens meer over. Ik hoef geen geld meer van AZ en AZ hoeft niks meer van mij. Laten we dat afspreken.” Piet de Visser, die in 1983 trainer werd in Alkmaar, ziet dat het de speler menens is en knikt naar zijn verdediger, met 24 jaar reeds een routinier én aanvoerder.
“Lijkt me het beste, Richard. Zaterdag speel je nog thuis mee tegen Volendam en dan houdt het op.”
Hoewel de trainer ziet dat hij zijn aanvoerder niet meer op andere gedachten kan brengen, baalt hij, ook anno 2021, enorm dat Van der Meer ermee stopt. De inmiddels 86-jarige De Visser: “Ja, dat vond ik
verrekte zonde. Richard was namelijk een verdomd goeie speler. Mooie techniek, prima instelling en een intelligente jongen. Iemand die echt nadacht over het spelletje. Maar hij zag er geen brood meer in. Hij heeft alle vedettes zien vertrekken en natuurlijk was ik als trainer blij dat hij wél gebleven was, maar je merkte aan alles dat hij zijn maten miste. Ik gunde hem dan ook die laatste wedstrijd in De Hout.”
Van der Meer: “Dat was een mooie afspraak na vijf jaar trouwe dienst in Alkmaar, waar ik het volledig mee eens was. Ik had alle lust in het spelletje verloren en keek eigenlijk, een soort van opgelucht, uit naar mijn laatste wedstrijd. De daaropvolgende zaterdag ga ik met mijn vriendin naar de Alkmaarder Hout. Maar eenmaal met mijn voetbaltas aangekomen in het stadion wordt mij de toegang tot de kleedkamer ontzegd. Ik mocht er niet in! Op dat moment was ik aanvoerder, maar bij de ingang van de kleedkamer stond een bullebak die mij de toegang versperde. Ik probeerde nog oogcontact met mijn ploeggenoten te krijgen, maar de boodschap bij de deur was duidelijk en onverbiddelijk: ik mocht niet naar binnen. Toen heb ik mijn vriendin opgezocht en heb de wedstrijd maar vanaf de tribune bekeken.
Na afloop zijn we met z’n tweeën naar de bestuurskamer gegaan. Daar was het altijd een luidruchtige toestand van jewelste. Maar op het moment dat wij binnenlopen, wordt het ineens ijzig stil. Ik ben langs alle bestuursleden gelopen en heb ze allemaal keurig een hand gegeven. Niemand durfde mij recht in mijn ogen aan te kijken. Hun overduidelijk pijnlijke nederlaag heb ik als een persoonlijke triomf ervaren.”
Dat Van der Meer zijn contract inleverde, kwam voor sommige ploeggenoten niet als een volkomen verrassing. “Richard liet al een tijdje doorschemeren te willen stoppen. Ik kon dat maar moeilijk bevatten. Voetballer is toch het allermooiste beroep dat je je kunt wensen? Maar bij Richard ontbrak een beetje dat heilige vuur, hij was vaak al tevreden met een ‘zesje’. Ja, en dat hij uiteindelijk zijn contract inleverde, vond ik wel typisch voor Richard. Hij was stellig en standvastig”, oordeelt Pier Tol, die zelf tot 1988 voor AZ bleef spelen.
En zo neemt Richard van der Meer niet alleen afscheid van AZ, maar van het hele betaalde voetbal. “Ik kreeg naderhand wel een paar aanbiedingen van clubs uit de buurt, maar die vond ik niet interessant. Als je net afscheid hebt genomen van een ploeg die nationaal top was en op internationaal niveau prima mee kon, dan is het spelen in het rechterrijtje van de eredivisie, of het spelen in de eerste divisie, niet echt uitdagend. En toen, zo ben ik, heb ik besloten helemaal te stoppen met voetbal. Op mijn 24ste was ik profvoetballer af.”
Hoewel het er van buitenaf alle schijn van heeft, snijdt Van der Meer heus niet rigoureus alle banden met de voetballerij door. Met enkele jongens houdt hij nog contact, zoals met John Metgod. “Kijk, het was niet zo dat we bij elkaar de deur platliepen of dat we wekelijks met elkaar aan de telefoon hingen, maar we belden met enige regelmaat”, zegt de oud-international. “Zo ook in 1988, toen ik een contract tekende bij Feyenoord. Ik had alleen in die beginfase nog geen woning in Rotterdam
‘Mijn kinderen kwamen er pas halverwege de basisschool achter dat ik ooit voetballer was geweest’
en toen heeft Richard aangeboden dat ik zolang bij hem en zijn vrouw Karina in Roelofarendsveen kon logeren. Vanaf daar was het maar een half uurtje rijden naar De Kuip. Dat mooie aanbod heb ik toen gretig aangegrepen, want misschien zou je het op het eerste gezicht niet zeggen, maar Richard is een heel sociale jongen. Onbaatzuchtig. Hij stelde zijn huis open voor iemand die hij een jaar of zes niet of nauwelijks had gezien.
Trouwens, in die drie maanden dat ik bij hem logeerde, heeft hij mij ook niet of nauwelijks gezien, haha. We zaten met Feyenoord in de voorbereiding van het nieuwe seizoen en dat betekende dat we lange dagen op de club maakten. Vaak ging ik om half acht ’s ochtends de deur uit en was ik pas ’s avonds rond etenstijd weer terug. Na het avondeten ging ik dan vaak even op de bank liggen en viel meestal meteen in slaap, zo bekaf was ik. Heeft Richard nooit moeilijk over gedaan, vond ook niet dat ik per se een praatje moest maken over wat er die dag allemaal op de club was voorgevallen. Hij liet mij begaan, liet mij topsporter zijn. En toen ik na twee maanden mijn eigen plekkie in Rotterdam had, hebben we elkaar vriendelijk de hand geschud en ging ieder weer zijns weegs. Zo gaat dat in de voetballerij. Maar ik ben hem wel onnoemlijk dankbaar dat hij zijn huis voor mij openstelde.”
Leukemie
Nadat Van der Meer in 1984 zijn contract heeft ingeleverd, werkt hij een tijdje in het bedrijf van zijn vader, maar de transportindustrie bevalt hem maar matig. “Ik ben toen met mijn toenmalige vriendin en huidige vrouw Karina in de textiel gegaan en dat beviel me wel. We deden in- en verkoop in het Fashion Centre in Amsterdam. Daar heb ik me altijd prima op mijn plek gevoeld. Voetbal maakte toen totaal geen onderdeel uit van ons bestaan. Mijn kinderen kwamen er pas halverwege de basisschool achter dat ik ooit voetballer was geweest. Alles wat daar namelijk aan herinnerde, lag veilig opgeborgen op zolder. Maar op een gegeven moment kwam er een klasgenootje op ze af met de vraag ‘Zeg, jouw vader heeft vroeger toch bij AZ gevoetbald?’ En op die vraag konden zij op dat moment geeneens antwoord geven. Ze wisten het niet. Toen ze thuiskwamen, heb ik daar schoorvoetend bevestigend op moeten antwoorden. Was ook prima zo, zoals mijn hele leven prima was.
Tot het jaar 2006. Toen werd bij mij kanker geconstateerd. Leukemie. Bij zo’n onheilstijding stort natuurlijk je volledige wereld in en ik ben meteen gestopt met werken. Maar ondanks dat mag ik niet klagen, want van een bevriende arts kreeg ik de mogelijkheid om aan een Amerikaans medisch traject mee te doen. Slechts driehonderd mensen in Europa konden participeren in een programma met een alternatief medicijn. De helft van de deelnemers kreeg een placebo toegediend en de andere helft dat medicijn. Geen idee welk goedje ik nu al jaren slik, maar ik ben er nog. Ik leef, en dat is het allerbelangrijkste. En sinds anderhalf jaar werk ik zelfs weer. Als chauffeur rij ik nu dagelijks mensen met een handicap naar hun dagbesteding. Geweldig vind ik dat.”
Vriendenploeg
Richard van der Meer klinkt als een dankbaar mens die aan zijn AZ-periode slechts met liefde terugdenkt. “Ja, misschien sta ik dan niet bepaald schaterlachend op die foto’s, maar ik denk met heel veel plezier terug aan die periode dat ik heb gevoetbald. Ik heb alle jeugdelftallen bij de KNVB doorlopen, van Oranje Onder 13 tot Jong Oranje. Vaak samen met René van der Gijp. We kwamen allebei uit district West 2 en gingen dan samen naar de vertegenwoordigende teams. Alleen het grote Nederlands Elftal heb ik niet gehaald.”
Ook het feit dat hij nooit in Oranje heeft gespeeld, maakt Richard van der Meer nog meer uniek. Van de twaalf Nederlanders bijvoorbeeld die bij de heenwedstrijd van de UEFA Cup-finale op 6 mei 1981 aan de aftrap verschijnen (tien bij AZ ’67 en Frans Thijssen en Arnold Mühren bij tegenstander Ipswich Town), is Van der Meer de enige die nooit voor het Nederlands Elftal uitkwam. Een smetje, maar echt deren doet het hem niet.
“Ik heb serieus een mooie tijd beleefd. En ook met AZ heb ik het geweldig naar mijn zin gehad. We hadden toen echt een vriendenploeg. Op de training schopten we elkaar lachend ondersteboven, maar nooit met de intentie elkaar te blesseren. Ik ging jarenlang echt met veel plezier naar wedstrijden en trainingen. Maar op het moment dat het klaar is, is het ook echt klaar bij mij. Zo steek ik in elkaar. Ik ben nu een gelukkig mens. Het is prima zo.”.