Syrische oppositie weigert in Astana in gesprek te gaan met Syrische regering
KAZACHSTAN - Syrische rebellengroepen willen niet rechtstreeks in gesprek met de vertegenwoordiging van de regering in Damascus. Dat heeft een bron binnen de oppositie laten weten tijdens het begin van de vredesgesprekken over Syrië in de Kazachse hoofdstad Astana.
Beide partijen verschenen op de openingsceremonie van het overleg. Zij zullen het voornamelijk hebben over het wapenbestand dat vorige maand werd overeengekomen. Daardoor zijn de gevechten drastisch verminderd, maar het bestand is verschillende keren geschonden.
Aan politieke kwesties, zoals de positie van al-Assad in een overgangsperiode, zullen de partijen waarschijnlijk niet toekomen. “Ik geloof niet dat daar nu een context voor is”, zei Yahya al-Aridi, een woordvoerder van de oppositie. “Niemand is er klaar voor.”
Het overleg is een initiatief van Rusland, Iran en Turkije. Rusland en Iran zijn de belangrijkste bondgenoten van de regering van president Bashar al-Assad. Turkije steunt de rebellen. De VS sturen geen delegatie naar Astana, zo maakte het State Department zaterdag bekend. Als reden daarvoor gaf woordvoerder Mark Toner de inauguratie van president Donald Trump en de dringende vereisten van de machtsoverdracht. George Krol, ambassadeur in Kazachstan, zal in het Rixos Hotel aanwezig zijn als waarnemer. VN-gezant Staffan de Mistura neemt wel deel aan de beraadslagingen. Hij is van plan op 8 februari afzonderlijke vredesgesprekken te beleggen in Genève. Zijn vorige poging de strijdende partijen nader tot elkaar te brengen, strandde een jaar geleden.
De Syrische regering staat sterker dan ooit, sinds de verovering van Oost-Aleppo op de rebellen vorige maand. De val van Aleppo heeft de oppositie verder gedemoraliseerd en verdeeld. Aan het overleg in Astana doet slechts een deel van de gematigde opstandelingen mee. De meeste deelnemende rebellengroepen komen uit het noorden van Syrië en worden gesteund door Turkije. Groepen die worden gesteund door de VS en Saoedi-Arabië zijn nauwelijks vertegenwoordigd.
(de Volkskrant)