OM persisteert bij strafeis luchthavenmedewerkers
PARAMARIBO – Het Openbaar Ministerie (OM) heeft gisteren gepersisteerd bij haar strafeis tegen luchthavenmedewerkers, Gordon V en Gracita B, die worden verdacht van overtreding van de Wet Verdovende Middelen. De officier van justitie zegt dat de verdachten de vertrekhal van de Johan Adolf Pengelluchthaven via het platform betraden, terwijl ze via een andere ingang waar controle plaatsvindt, moesten gaan. Bovendien vindt zij dat Gordon V en Gracita B tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd. Advocaat Irvin Kanhai zegt dat verdachten het recht hebben niet mee te werken aan hun veroordeling. Hij merkt op dat de vervolgingsambtenaar aangeeft dat er tegenstrijdige verklaringen door de verdachten zijn afgelegd, hetgeen als bewijs wordt aangevoerd. Hij benadrukt dat de wet de bewijsmiddelen limitatief opsomt. Voorts geeft Kanhai aan dat er foto’s van in beslag genomen spullen en de drugs in het dossier zijn. Bij het bekijken van de foto’s merkt hij op dat die spullen een veel grotere omvang hebben, waardoor die niet onder een trui bewaard kunnen worden. Hij vindt dat de officier op geen enkele wijze een indicatie heeft kunnen geven dat Gordon V die spullen onder zijn trui had geplaatst. De raadsman zegt ook dat hetgeen de verdachten hebben verklaard niet tegen elkaar kan worden gebruikt. De enkele omstandigheid dat Gordon V via het platform de vertrekhal heeft betreden, betekent volgens hem niet dat de man de drugs heeft uitgevoerd. Op 16 april 2016 werd in de bergruimte van een unit op de luchthaven cocaïne in vloeibare vorm in een doos onderschept. Het ging om 2510, 5 milliliter cocaïne die 3773 gram bleek te zijn. De officier eiste voor beide verdachten in het derde kanton (Para) drie jaar gevangenisstraf en een boete van SRD 10.000, te vervangen door zes maanden hechtenis. Ze vroeg om gevangenneming van hen. Aan Gordon V wordt in het tweede kanton (Paramaribo) verweten dat hij een doos op de post heeft gedaan waarin drugs zijn onderschept. Hiervoor eiste de officier twaalf maanden celstraf, waarvan zes voorwaardelijk onder aftrek van de tijd in voorarrest met een proeftijd van drie jaar en een boete van SRD 1000, te vervangen door een maand hechtenis. Op 22 mei wordt de behandeling van deze zaak voortgezet.
WJ