Noorse rechter laat olieboringen in poolgebied toe
Het Noorse gerecht is van oordeel dat olieboringen in het poolgebied niet strijdig zijn met de grondwet. Toch is de uitspraak geen totaal verlies voor de milieuorganisaties die de zaak aanspanden. Noorwegen kende in 2016 aan Statoil, Chevron en elf andere bedrijven vergunningen toe om verkennende boringen uit te voeren in het noordpoolgebied. In oktober spanden Greenpeace en enkele Noorse organisaties daartegen een proces aan.
Volgens de organisaties bedreigen de vergunningen het grondwettelijke recht van de Noren op een gezond milieu. Advocaten van de Noorse overheid noemden het proces een publiciteitsstunt, en wezen op het risico voor banenverlies.
Vorige week donderdag viel de uitspraak: de rechtbank in Oslo acht de vergunningen niet in strijd met de Noorse grondwet. De milieuschade is beperkt, klinkt het, en er zijn voldoende ingrepen om schade te beperken. Beide organisaties moeten de gerechtskosten van de overheid betalen – zo’n 60.000 euro. Recht op gezond milieu
Toch zijn de organisaties niet helemaal teleurgesteld. Het hof erkende in het vonnis immers dat het recht op een gezond milieu beschermd is onder de Noorse grondwet, en dat de overheid dat recht moet verdedigen.
“De eis tot onmiddellijke actie tegen de klimaatverandering mag dan al genegeerd zijn door de Noorse regering of de rechtbank, ze is gehoord door miljoenen mensen over de hele wereld die de Noordpool willen beschermen,” zegt Truls Gulowsen van Greenpeace Noorwegen. “Deze beslissing kan dienen om het draaiboek te verfijnen dat overal gebruikt wordt door mensen die hun regeringen voor de rechtbank dagen om hun basisrecht op een gezond milieu te beschermen.” “We hebben getoond dat de Noorse grondwet toekomstige generaties het recht geeft op een veilig en gezond milieu,” zegt ook Ingrid Skjoldvaer van de Noorse jeugdorganisatie Natur og Ungdom (Natuur en Jeugd) . “We zien dit als een belangrijke stap om het milieu beter te beschermen, inspiratie voor jongeren over de hele wereld.”
(De wereld morgen/Foto: De
Morgen) Rampen, natuurlijke of door mensen veroorzaakt, dwingen steeds meer Sri Lankaanse boeren werk te zoeken in steden. Een vijfde van de Sri Lankaanse bevolking is inmiddels om die reden verhuisd.
Vorig jaar was een dramatisch jaar voor de 52-jarige Newton Gunathileka. De rijstboer uit het noordwestelijke district Puttalam moest zijn rijstveld opgeven. Hij was twee oogsten kwijtgeraakt en stond meer dan 1.000 euro in het rood toen hij besloot met zijn twee kinderen zijn dorp te verlaten en in steden in de buurt op zoek te gaan naar werk. “Wat moet ik anders? In ons dorp is geen werk. Alle rijstvelden zijn opgedroogd, iedereen zoekt elders werk,” zegt Gunathileka.
Hij vond werk op bouwplaatsen en bij tabaksplantages, waar hij ongeveer 4 euro per dag verdiende. Toen het werk schaarser werd, ging ook zijn vrouw op zoek naar werk. Ze weten niet of ze ooit weer de kans krijgen hun bedrijf op te pakken, nu de droogte minder wordt.
Gunathileka is niet de enige die in de stad op zoek gaat naar werk. In het dorp Adigama, in hetzelfde district, schatten overheidsfunctionarissen dat tussen 150 en 200 dorpsbewoners, vooral jongeren, in de afgelopen twee jaar zijn vertrokken om werk te zoeken. Sisira Kumara, hoofd van de plaatselijke overheid in Adigama, zegt dat de slechte oogsten de migratie stimuleren. “Tussen oktober 2016 en november 2017 heeft het nauwelijks geregend,” zegt hij. “Drie oogsten zijn verloren gegaan. Anders dan in het verleden, kun je nu niet meer vertrouwen op regenpatronen. Dat maakt landbouw een zeer risicovolle zaak.”
Sri Lanka had in de afgelopen jaren met ernstige klimaatschokken te maken. In 2017 kregen 2 miljoen mensen te maken met droogte, een half miljoen mensen met overstromingen. De vitale rijstoogst was de slechtste in tien jaar tijd, de opbrengst was slechts 60 procent van het jaar daarvoor. De Verenigde Naties noemden de droogte in 2017 de ergste in veertig jaar tijd.
Volgens M.W. Weerakoon van het ministerie van Landbouw moeten rijstboeren het hele jaar werken om net boven de armoedegrens te blijven. Hij schat dat rijstboeren jaarlijks rond de 1,5 hectare moeten bewerken om ongeveer 97 euro per maand te verdienen, het bedrag dat nodig is voor een gezin met vier kinderen om boven de armoedegrens te blijven.
“Dat is onmogelijk met onvoorspelbare regen, dus vertrekken de boeren”, zegt hij. Ongeveer 20 procent van de 21 miljoen inwoners van Sri Lanka bestaat nu uit interne migranten, volgens overheidsstatistieken.
Wie in zijn dorp blijft wonen en blijft boeren, raakt steeds verder in de schulden. Vorig jaar augustus, toen de droogte zijn piek bereikte, steeg de gemiddelde schuld van boerengezinnen met 50 procent ten opzichte van het jaar daarvoor, blijkt uit onderzoek van het Wereldvoedselprogramma (WFP). Banken schrikken ervoor terug om geld uit te lenen, waardoor de boeren geld proberen te lenen via informele kanalen.
Armen worden ook gedwongen hun huizen te verlaten door de gevolgen van de burgeroorlog die tot 2009 woedde in het noorden en oosten van het land. Armoede onder kwetsbare groepen, zoals oorlogsweduwen, dwingt hen elders werk te zoeken.
Vorig jaar spoorde de Association for Friendship and Love (Afriel), een burgergroep in de noordelijke Provincie, een groep van vijftien vrouwen op die vastzaten in Muscat (Oman). Ze waren daar terechtgekomen door bemiddeling van een uitzendbureau. Minstens vier van hen kwamen uit oorlogsgebied en allemaal kregen ze al maanden geen salaris. Ze werden in de hoofdstad van het ene naar het andere karweitje gestuurd. Langetermijnbeleid
Ravidra de Silva van Afriel zegt dat vrouwen zoals Nesemalhar tot de meest kwetsbare groepen behoren, omdat in hun eigen dorp de kans op werk nihil is. “Dus pakken ze alles aan wat hen aangeboden wordt. Wat we nodig hebben, is een langetermijnbeleid gericht op deze groepen.”
Weerakoon zegt dat een van de belangrijkste ambities van de overheid voor 2018, het uitbreiden van de oppervlakte rijstvelden en andere gewassen is.
(De wereld morgen)