Wereldreligiedag
De eerste Wereldreligiedag was op 15 januari 1950. In 1949 heeft de Nationale Geestelijke Vergadering van de Baha’i-beweging in de Verenigde Staten besloten de derde zondag van januari uit te roepen tot Wereldreligiedag. Op die dag worden priesters van alle godsdiensten in het zonnetje gezet. Onder religie (van het Latijnse religio) wordt gewoonlijk een van de vele vormen van zingeving, of het zoeken naar betekenisvolle verbindingen, verstaan, waarbij meestal een hogere macht, opperwezen of God centraal staat. In bredere zin duidt het woord ‘religie’ op een algemenere vorm van spiritualiteit, gevoelens, gedachten met betrekking tot de zin van het leven. Deze religiositeit kan al dan niet beschouwd worden in relatie tot een macht, of manifestaties van een macht, of een (bewust) niet nader gedefinieerd beginsel, essentie of entiteit. Het gaat daarom dus niet per se om een identiteit, een persoon. Vaak ook wordt de term geloof gebruikt. In monotheistische religies wordt ook het specifiekere begrip godsdienst gebruikt (niet alleen geloven in God, maar Hem ook dienen).
In polytheïstische religies spreekt men daarentegen over een godendom (ook deze worden overigens vaak gediend, bijvoorbeeld door een offer). Religie kan enerzijds worden gezien als een poging van de mens het universum en zijn bestaan daarin te verklaren en anderzijds als een reactie van de mens op wat hij interpreteert als openbaringen van een hogere macht, mystieke ervaringen of inzichten. In de meeste religies wordt die hogere macht beschouwd als schepper van het universum en in sommige religies als een lagere godheid, de zogeheten Demiurg. Bij het ontbreken van een god of schepper in een religie kent men vaak een onpersoonlijk, onnoembaar beginsel, bijvoorbeeld bij het emanationisme. Sommige onderzoekers, waaronder Karen Armstrong, zien de mens principieel als een religieus wezen. In de religie zoekt de mens antwoord op vragen rond bestemming, dood, leven, zin van het lijden, doel van de geschiedenis, enzovoorts. De religie biedt in deze optiek houvast en troost in een chaotische wereld. Het geeft ook antwoorden, hoewel geen sluitende, op de waaroms van het leven. Anderen, met name Karl Marx, Friedrich Nietzsche en Sigmund Freud als meesters van het wantrouwen,verwerpen met kracht de gedachte dat de mens een religieus wezen is. Dit verschil in mening kan gemakkelijk verklaard worden door de mens te zien als een wezen dat naar zekerheid streeft, zo is religie één manier die tracht deze zekerheid te bekomen. Zie ook horror vacui.
Het overgrote deel van de mensheid is religieus, al dan niet belijdend. Het aantal aanhangers van de diverse wereldreligies verschilt sterk. Een essentialistische definitie probeert religie te beschrijven vanuit haar essentie. Men probeert de essentiële inhoud, de substantie van religieuze voorstellingen en religieus gedrag te omschrijven. Men probeert aldus religie te onderscheiden van andere menselijke fenomenen zoals filosofie, wetenschap en politiek. Een bekende vorm van deze definitie is het idee dat religie te maken heeft met een geloof in spirituele wezens. Dit soort definities zijn echter problematisch omdat in sommige religies, zoals Theravada, taoïsme en confucianisme, spirituele wezens niet centraal staan of zelfs niet voorkomen. Een bekende essentialistische definitie stamt van Friedrich Schleiermacher: “Religie is de honger van de ziel naar het onmogelijke, het onbereikbare, het onvoorstelbare...”. Rudolf Otto beschreef religie als het ‘numineuze’, het geheel andere en transcendente. Paul Tillich definieerde religie als een systeem van geloof en praktijken gericht op het ‘ultieme’. Deze dag wordt ook in Suriname uitgebreid herdacht onder de verschillende etnische groepen als verbroederingsfeest.
(Bron: beleven)