Mythe en realiteit van voormalig president Georgië Micheil Sjaakasjvili
Door westerse bondgenoten omschreven als een voorvechter van de strijd tegen de corruptie, door vijanden gebrandmerkt als door en door corrupt en onbetrouwbaar, over voormalig president van Georgië Micheil Saakasjvili werd een mythe gecreëerd, die niet bepaald tegen de toets van de werkelijkheid stand blijkt te houden.
Naar eigen zeggen is Micheil Saakasjvili een “symbool van de strijd tegen corruptie.” Als statenloze geniet hij momenteel het privilege van gezinshereniging en leeft hij met zijn vrouw, de Zeeuwse Sandra Roelofs, en hun beide zonen in Nederland. Eind maart liet de man echter weten dat hij terug naar Oekraïne wil. De vraag is: om wat te doen? De tijd van de kleurenrevoluties lijkt immers onherroepelijk voorbij wegens te transparant geworden.
Micheil Saakasjvili is/was een Georgiër. In 2003 haalde hij voor het eerst de internationale actualiteit toen hij zowat eigenhandig toenmalig president Edvard Sjevardnadze aan de deur zette. De oud-Sovjetminister van Buitenlandse Zaken schipperde immers teveel tussen Moskou en Brussel/Washington en met de Rozenrevolutie klapte Tbilisi de deur met Moskou dicht. “Genoeg” (Kmara), luidde de slogan van de ontevreden bevolking. Zonder ruggensteuntje van buitenaf zou het volksprotest echter gebleven zijn wat het was - een uiting van ongenoegen. Met een uitgesproken pro-Westers regime in de Kaukasus kon, op termijn, de NAVO zich aan de zwakke zuidflank van Rusland posteren. Tot op heden is dat nog niet verwezenlijkt.
Mits flinke hulp uit het Westen - remember Boris Jeltsin in 1996 - wist Saakasjvili zich in 2004 tot president te laten verkiezen. Hij deed dat met een Stalinistische (ook Vadertje Rusland was een Georgiër ...) score van 94 procent. Zoals bij alle kleurenrevoluties, toevallig of niet enkel in landen met een socialistisch systeem en/of behorend tot de vroegere Sovjet-invloedssfeer, beloofde Saakasjvili “hervormingen”, een vriendelijke benaming voor scherpe neoliberale ingrepen die, intussen aantoonbaar, in het begin veel pijn doen en daarna nog veel meer.
Tijdens zijn eerste ambtsperiode maakte Saakasjvili komaf met de oude nomenklatoera van oligarchen om een nieuwe klasse van kleptocraten te introduceren. Tijdens die periode van veel prestigewerken en nog meer zakkenvullerij verloor Saakasjvili veel van zijn electorale pluimen, maar hield hij nog voldoende aanhangers over om in 2008 met 54 procent van de stemmen herkozen te worden.
Datzelfde jaar maakte hij zijn eerste grote blunder, getuigend van al te veel hoogmoed. Hij stuurde het Georgische leger naar Tsjinvali, hoofdstad van de autonome aan Rusland (Noord-Ossetië) grenzende deelrepubliek Zuid-Ossetië om de Ossetiërs manu militari in de pas van Tblisi te doen lopen. Moskou was evenwel voorbereid op dit stukje overmoed, de Westerse partners niet.
Gevolg: tijdens de korte Kaukasusoorlog werd Saakasjvili vernederd. Een foto destijds van een verbouwereerde Saakasjvili leverde hem de bijnaam ‘de dassenvreter’ op. In de Westerse pers kon nog een en ander vergoelijkt worden door de schuld bij de ‘Russische agressie’ te leggen en vanuit Washington kraaide senator John McCain, een notoir havik, dat “we allen Georgiërs (zijn).” Ondanks die blunder deed Saakasjvili zijn tweede ambtstermijn uit. Voor een derde kwam hij constitutioneel niet in aanmerking, en dus werd het uitkijken naar een andere job, maar nog voor hij het goed en wel wist, had de justitie in Georgië haar tanden in zijn presidentsverleden gezet. De ex-president kreeg een waslijst beschuldigingen naar het hoofd geslingerd: het toedekken van de moord op bankier Sandro Girgvliani (en de gratieverlening aan vier agenten die daar bij betrokken zouden geweest zijn), machtsmisbruik en corruptie. Die waslijst is vermoedelijk niet meer dan de tip van een ijsberg, maar voldoende om Saakasjvili een nieuw statuut te bezorgen: dat van gedetineerde. De ‘dassenvreter’ verdween echter tijdig met de noorderzon (in westerse richting). De nieuwe beleidsmakers beslisten daarop Saakasjvili zijn Georgische nationaliteit te ontnemen.
Wil het toeval toch dat niet ver van Georgië een andere ‘revolutie’ aan het broeden was, een kolfje naar Saakasjvili’s hand. Een – mislukte – kleurenrevolutie, de Oranjerevolutie van 2004, hadden de Oekraïners al achter de kiezen en de nieuwe poging om tot regimewissel in Kiev te komen, het Maidanprotest, had dan ook meer nodig dan vreedzaam volksprotest. Maidan was dan ook geen revolutie, maar een staatsgreep. Net als tien jaar voordien met Sjevardnadze gebeurde, werd een president - Viktor Janoekovitsj – afgezet wegens dubbel spel, relaties met zowel Rusland als Brussel/Washington.
Uit een recente Italiaanse tvdocumentaire moest blijken dat Saakasjvili van meet af bij het Maidanprotest betrokken was. Hij zou degene geweest zijn die de (naar verluidt Georgische) sluipschutters de opdracht gaf om in het wilde weg op de menigte op het Onafhankelijkheidsplein in Kiev te schieten. Daarbij vielen tientallen doden, burgers én ordehandhavers.
Waar of niet, eens zijn oude studiemakker Petro Porosjenko plaats had genomen in het presidentiële pluche, kreeg Saakasjvili – uit vriendschap of voor bewezen diensten – twee dikke cadeaus. Vooreerst werd hij Oekraïens staatsburger en voorts mocht hij als gouverneur aan de slag in Odessa. Die oblast (district, met gelijknamige hoofdstad Odessa) grenst aan de Zwarte Zee en is van groot geostrategisch belang, zeker na het Oekraïense “verlies” van de Krim. Die job hield hij 18 maanden vol, waarna hij ontmoedigd de handschoen gooide. Naar eigen zeggen werd Saakasjvili in zijn hervormingsstreven tegengewerkt door niet alleen de plaatselijke oligarchen, maar zelfs door president Porosjenko. Porosjenko moest het zelfs ontgelden wegens ‘corruptie’: een perfecte illustratie van het spreekwoord over de pot en de ketel.
(DeWereldMorgen)