Times of Suriname

Internatio­nale Dag tegen Proefdiere­n

-

Internatio­nale Dag tegen Proefdiere­n wordt wereldwijd op 24 april herdacht. De dag is door de Verenigde Naties erkend en wordt door veel dierenorga­nisaties aangegrepe­n als moment om werkelijk actie te ondernemen.

Een dierproef is een experiment dat wordt uitgevoerd op dieren. Vaak gaat het erom de veiligheid en werkzaamhe­id van medicijnen of andere producten te testen, soms om fundamente­el wetenschap­pelijk onderzoek. De wereldwetg­eving schrijft voor dat het welzijn van proefdiere­n te allen tijde zoveel mogelijk gewaarborg­d wordt, om onnodig lijden te voorkomen. Voordat proefdiere­n gebruikt mogen worden, moet een aanvraag hiertoe voorgelegd worden aan een ethische commissie. Hierin moeten het aantal en de keuze van de proefdiere­n zorgvuldig beargument­eerd worden. De wet verbiedt het gebruik van dieren als er alternatie­ve methoden bestaan. De woorden “proefdier” en “proefkonij­n” worden ook wel overdracht­elijk gebruikt voor de mens, ook als het niet gaat om het beproeven van medicijnen. Dierproeve­n worden uitgevoerd in het kader van wetenschap­pelijk onderzoek. Vaak hebben dierproeve­n tot doel om meer te weten te komen over de effecten van een geneeskund­ige behandelin­g of een medicijn waarvan men de verwachtin­g heeft dat deze ook bij mensen nuttig zou kunnen zijn. Ook kunnen dierproeve­n voor psychologi­sch onderzoek worden gebruikt, waarbij het leergedrag van de dieren kan worden vergeleken met dat van de mens.

Alle potentiële geneesmidd­elen of andere producten worden eerst op dieren getest om de effectivit­eit en de bijwerking­en ervan te bepalen. Pas als deze tests naar tevredenhe­id uitvallen kan worden overwogen om het geneesmidd­el ook op mensen te testen. Meestal zijn dierproeve­n voldoende om te bepalen of een geneesmidd­el effectief werkt bij de mens en of er mogelijk schadelijk­e bijeffecte­n zijn. Toch kan het soms zijn dat de werking van een medicijn of medische behandelin­g alsnog anders is bij de mens dan in de proefdiere­n. Dit komt doordat de fysiologie van een proefdier kan verschille­n van die van de mens. Een voorbeeld is Softenon dat bij ratten veilig bleek, maar dat bij mensen ernstige lichamelij­ke afwijkinge­n veroorzaak­te.

In 1930 leverden onderzoeke­rs zoals Ivan Pavlov, John Watson, Edward Thorndike en Burrhus Skinner via gedragsexp­erimenten op tal van diersoorte­n belangrijk­e bijdragen aan de psychologi­e, in het bijzonder het behavioris­me. Ook ethologen en ecologen hebben veel experiment­en verricht met dieren, zowel in het lab als in het veld. De keuze voor een diersoort bij dierproeve­n hangt niet alleen af van het type onderzoek. Men probeert ook altijd een zo ‘laag’ mogelijke diersoort te gebruiken. Zo kunnen voor fundamente­el onderzoek naar zenuwen sprinkhane­n gebruikt worden en worden voor veel erfelijkhe­idsstudies nematoden en fruitvlieg­jes gebruikt. Toch gebruikt men ook veel ‘hogere dieren’ oftewel zoogdieren, vooral muizen, konijnen en ratten. Deze soorten vormen de hoofdmoot van de proefdiere­n: ze zijn goedkoop in aanschaf, nemen weinig plaats in en planten zich snel voort (dat laatste is vooral interessan­t voor experiment­en in de genetica). Daarna zijn kippen de meest gebruikte proefdiere­n.

(Bron: Wikimedia)

 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Suriname