Sandinista
De Dag van de Nationale Bevrijding (Dag van de Sandinistische Revolutie) is jaarlijks op 19 juli, de dag waarop in 1979 het Nationale Bevrijdingsleger de familie Somoza van de troon stootte en Nicaragua bevrijdde van de dictatuur.
De familie Somoza wist het land decennia te regeren. De Somoza’s waren uitermate corrupt en dictatoriaal. In 1979 werden ze omver geworpen door de Sandinisten, een socialistische guerrillabeweging. Drie leden van de familie waren president van Nicaragua: Anastasio Somoza García van 1936 tot 1956. Zijn zoon Luis Somoza Debayle van 1956 tot 1963. Zijn andere zoon Anastasio Somoza Debayle van 1967 tot 1972 en van 1974 tot 1979. Anastasio Somoza Debayle was tijdens de regeerperiode van zijn broer Luis leider van de Guarda Nacional: de militaire en politiemacht. Anastasio Somoza García werd in 1933 leider van de Guarda Nacional, die door de Amerikaanse marine was opgericht en getraind om de Amerikaanse belangen in het gebied te bewaken. In deze hoedanigheid schakelde hij zijn opponenten uit, en in 1936 werd hij president. Hij werd gedood in 1956 in León door Rigoberto López Pérez, die hem op een feest neerschoot.
Zijn zoon Luis Somoza Debayle volgde hem op, maar zijn andere zoon Anastasio Somoza Debayle had in werkelijkheid de grootste macht in handen als leider van de Guarda Nacional. In 1967 werd Anastasio Somoza Debayle president. Onder het regime van Anastasio Somoza Debayle raakte Nicaragua verwikkeld in een burgeroorlog. De familie Somoza werd daarbij aanvankelijk gesteund door de Verenigde Staten, maar toen het geweld ernstig escaleerde en omdat de Verenigde Staten de herinnering aan de oorlog in Vietnam vers in het geheugen hadden, werd die steun beëindigd. Anastasio Somoza Debayle moest aftreden en vluchtte naar Miami. Omdat hij geen verblijfsvergunning kreeg, week hij uit naar Paraguay. Na de val van de Somoza’s kwamen de Sandinisten aan de macht.
Zij vormden een Comité van Nationale Wederopbouw dat het land regeerde tot de Sandinist Daniel Ortega in 1985 president werd. De Verenigde Staten waren bang dat het communisme zich via Nicaragua over Amerika zou verspreiden en leverde steun aan de contra’s, die een terreurcampagne voerden tegen de Sandinisten. De Sandinisten noemden zichzelf naar Augusto César Sandino, een revolutionair die in de jaren 20 en 30 van de twintigste eeuw streed tegen de bezetting van Nicaragua door de Verenigde Staten. Geïnspireerd en gesteund door Cuba, vocht het FSLN aanvankelijk een guerrillaoorlog tegen de dictatuur van de familie Somoza. In 1979 wisten ze de laatste Somoza, Anastasio Somoza Debayle, te verdrijven; deze werd een jaar later in Paraguay vermoord door een voormalig lid van het Argentijnse Revolutionair Volksleger. De Sandinisten namen een land over dat in puin lag, met een schuld van 1,6 miljard Amerikaanse dollar, een geschatte 50.000 oorlogsdoden, 600.000 daklozen en een totaal ontwrichte economische infrastructuur. Hoewel de meeste prominente leiders, zoals Daniel Ortega, marxist waren, had het nieuwe regeringscomité een breed spectrum aan ideologieën. In 1990 verloor Ortega de verkiezingen aan de Violeta Barrios de Chamorro en de Sandinisten moesten het veld ruimen.
(Bron: Beleven)