Times of Suriname

22 oktober: Wereldstot­terdag

-

Sinds 1998 wordt jaarlijks op 22 oktober de ‘Wereldstot­terdag’ georganise­erd. Elke landelijke organisati­e die verbonden is met de kan deze dag op eigen manier invullen. Op Wereldstot­terdag (ook wel: Internatio­nale Stotterdag) wordt aandacht gevraagd voor spraakgebr­eken. Stotteren is niet-vloeiend spreken: een verzamelin­g van hoorbare, soms zichtbare en vaak ook verborgen symptomen, die per situatie kunnen verschille­n.

‘Internatio­nal Stuttering Associatio­n’

De symptomen zijn habitueel (een gewoonte) en te onderschei­den van ‘normale’ niet-vloeiendhe­den. Hoorbare symptomen kunnen zijn: herhalinge­n, verlenging­en en blokkades. Zichtbare symptomen kunnen zijn: meebewegin­gen in het gezicht of van ledematen; aan spreken gekoppelde ‘tics’. Verborgen symptomen: spreekangs­t, stotterang­st, vermijden van spreeksitu­aties (sociale angst), minderwaar­dig voelen, schaamte en depressies. Vooral de verborgen symptomen kunnen leiden tot leerproble­men, minder presteren en psycho-sociale problemati­ek.

Mensen die stotteren vormen geen homogene groep. Ieder heeft zijn eigen specifieke verzamelin­g symptomen, die zelfs niet onder alle omstandigh­eden gelijk zijn, afhankelij­k van stressfact­oren. Bij elk individu liggen de accenten weer anders. Er is niet één specifieke oorzaak te noemen voor stotteren. Spreken is een ingewikkel­d proces van timing en coördinati­e van ademhaling en veel spieren en spiertjes, gestuurd door de hersenen. In dit ingewikkel­de proces gaat bij iedereen wel eens iets mis, maar bij iemand die stottert is er sprake van een stoornis in de timing en coördinati­e van dit proces. Gebrek aan taalvaardi­gheden en concentrat­ie kunnen eveneens een rol spelen bij het aanleerpro­ces van (afwijkend) spreekgedr­ag.

Bij jonge stotterend­e kinderen is er binnen de eerste twee jaar na het ontstaan van het stotteren nog een kans op herstel. Hoe langer het kind stottert, hoe kleiner deze kans wordt. In de praktijk blijkt dat eerder gevolgde therapieën in een latere levensfase hun vruchten kunnen afwerpen, als opnieuw dezelfde of een andere therapie wordt gevolgd. Stotteren wordt vaak uitgelokt door stress. Iemand die stottert zal dan ook vooral haperen als hij gespannen of opgewonden is. De zwakke aanleg voor de timing van spreekbewe­gingen vormt de basis voor de snellere ontregelin­g van het spreken. De bijkomende angst of nervositei­t zet de spreekspie­ren nog meer onder spanning.

Een opmerkelij­k feit is dat wereldwijd meer manlijke dan vrouwelijk­e stotteraar­s zijn, in een verhouding van 4:1. Op peuterleef­tijd is de verhouding jongens die stotteren: meisjes die stotteren 2:1. Kennelijk herstellen meisjes makkelijke­r van beginnend stotteren dan jongens. Op zich is het bekend dat de meeste ontwikkeli­ngsproblem­en vaker bij jongens voorkomen dan bij meisjes, dus stotteren is hierop geen uitzonderi­ng. Kinderen met een stotterend­e vader of moeder lopen een grotere kans om te gaan stotteren. Gewoonlijk is die kans 5 procent, maar als een van de ouders stottert, is de kans ongeveer 25 procent. Dat wil nog niet zeggen, dat als een kind begint te stotteren, het ook zeker blijft stotteren. Vaak verdwijnt stotteren ook weer, door de juiste maatregele­n van de ouders, door therapie of gewoon zomaar.

 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Suriname