Internationale Dag tegen Vrouwenbesnijdenis
De Internationale Dag tegen Vrouwenbesnijdenis is wereldwijd op 6 februari. Deze dag is in 2003 door de Verenigde Naties ingesteld op instigatie van the Inter-African Committee on Traditional Practices Affecting the Health of Women and Children, een Afrikaanse organisatie die opkomt voor rechten van vrouwen in Afrika.
Overal ter wereld, maar voornamelijk in Afrika, komt vrouwenbesnijdenis op religieuze grond vaak voor, terwijl het volgens internationale wetgeving officieel mishandeling is. Op deze dag wordt er stilgestaan bij dit wereldwijde probleem en men denkt over maatregelen om dit tegen te gaan. Vrouwelijke genitale verminking (VGV) (in het Engels female genital mutilation of female genital cutting genoemd) is het zonder medische noodzaak gedeeltelijk of volledig wegsnijden van het geslachtsdeel van meisjes en vrouwen. VGV wordt door anderen vrouwenbesnijdenis genoemd.
Deze praktijk is een schending van de rechten van vrouwen en meisjes, en verboden door verschillende internationale en regionale mensenrechtenverdragen, die in vele landen ook zijn omgezet in nationale wetgeving. Het besnijden van vrouwen gebeurt vooral om culturele redenen in bepaalde delen van Afrika, het Midden-Oosten en Azië. De ingreep wordt vaak uitgevoerd terwijl de vrouw nog jong is: zo worden de meisjes geopereerd van direct na de geboorte tot aan de puberteit. De ingrepen gebeuren volgens de meeste medische rapporten op zeer grote schaal. In een aantal landen gebeurt dat zelfs bij de meerderheid van de meisjes; in Somalië bijvoorbeeld bij 80 tot 90 procent. Dit gaat dikwijls gepaard met levenslange gezondheidscomplicaties. Tegenwoordig wordt vrouwelijke genitale verminking niet alleen toegepast in islamitische, maar ook in christelijke en animistische bevolkingsgroepen in Oost-Afrika. In landen zoals
Soedan en Jemen is het een wijdverspreid gebruik dat meisjes besneden worden. In de Hoorn van Afrika worden behalve de clitoris ook de schaamlippen geheel verwijderd. In delen van Somalië en Soedan wordt eveneens vaak de vulva dichtgenaaid op een kleine opening voor de menstruatie na.
Volgens de Duits-Koerdische organisatie Wadi komt VGV in islamitische landen in Azië veel meer voor dan tot nu toe gedacht. Zo zou 80 tot 100 procent van de vrouwen in Iraaks Koerdistan, mogelijk meer dan 80 procent van de vrouwen in Oman en 94 procent van de vrouwen in Maleisië op enigerlei wijze zijn besneden. Naar verluidt, zou de Zuidoost-Aziatische variant weliswaar minder ingrijpend zijn dan in Afrika, maar volgens vrouwenorganisaties zouden ook daar zwaardere vormen voorkomen. Voorstanders van VGV stellen dat de verminking ervoor zorgt dat vrouwen voor en tijdens het huwelijk rein zijn en dat de vulva door besnijdenis mooier en schoner is. VGV zou ook de vruchtbaarheid bevorderen. Daarnaast wordt voorkomen dat de vrouw plezier beleeft aan seksualiteit en geslachtsgemeenschap. Unicef noemt in 2013 29 landen waar de praktijk meer algemeen verspreid is. Deze zijn Benin, Burkina Faso, Centraal-Afrikaanse Republiek, Djibouti, Egypte, Eritrea, Ethiopië, Gambia, Ghana, Guinee, GuineeBissau, Irak, Ivoorkust, Jemen, Kameroen, Kenia, Liberia, Mali, Mauritanië, Niger, Nigeria, Oeganda, Senegal, Sierra Leone, Soedan, Somalië, Tanzania, Togo en Tsjaad. In de praktijk komt VGV echter ook in andere Afrikaanse landen voor. Ook in Azië onder meer in Indonesië en Iran, en intussen ook in Westerse landen, waarschijnlijk als gevolg van migratie komt VGV voor.
(Bron: Beleven)