Mensen bereikten Noord-Amerika mogelijk 15.000 jaar eerder dan gedacht
Opgegraven werktuigen in een Mexicaanse grot tonen aan dat moderne mensen ongeveer 30 duizend jaar geleden al rondliepen op het Amerikaanse continent, grofweg twee keer zo vroeg als gedacht. Dat blijkt uit twee nieuwe wetenschappelijke onderzoeken die gepubliceerd zijn in het toonaangevende wetenschappelijke tijdschrift Nature.
Tot nu toe was de wetenschappelijke consensus dat mensen ongeveer vijftienduizend jaar geleden vanuit Oost-Azië voor het eerst Noord-Amerika bereikten. Zij deden dat door een drooggevallen landbrug over te steken tussen Siberië en Alaska. De onderzoekers schrijven in Nature dat ze bijna tweeduizend kalkstenen werktuigen opgroeven in de Chiquihuitegrot, gelegen in een bergachtig gebied in het noorden van Mexico. De voorwerpen werden mogelijk gebruikt als mesjes en speerpunten. Volgens archeoloog en hoofdonderzoeker Ciprian Ardelean aan de Autonome Universiteit van Zacatecas in Mexico zijn de oudste artefacten tussen de 18 en 26 duizend jaar oud, ten tijde van de piek van de laatste ijstijd.
Het mogelijke feit dat de mens Noord-Amerika al veel eerder bevolkte, wordt met de nodige voorzichtigheid begroet door andere wetenschappers, die de bevindingen in Nature hebben beoordeeld.
Zo vragen zij zich af of de voorwerpen, die zeer nauwkeurig zijn gedateerd, ook daadwerkelijk door mensen zijn gemaakt of mogelijk zijn gevormd door natuurlijke processen. Daarvoor zullen de onderzoekers in Mexico met meer bewijzen moeten komen.
Homo Sapiens, oftewel de moderne mens, verscheen ongeveer 300 duizend jaar geleden in Afrika op het toneel en verspreidde zich vervolgens over de rest van de wereld.
(NU)